Organisatie
Nieuws

Grafrede op de mensheid

Over zeven dagen, op 21 december, breekt de laatste dag aan van de laatste b'ak'tun van de lange telling. Niemand weet wat er die dag gebeuren zal, maar één ding is zeker: de mensheid, zoals wij die kennen, zal ophouden te bestaan. Zal het heelal een zwart gat vormen waarin de aarde verdwijnt, zal de…

De aarde is veel ouder dan de mensheid, maar toch zijn wij een deel van haar en is de aarde een deel van ons. Wij hebben ons niet bescheiden opgesteld, wij hebben gewroet in haar schoot en haar uiterlijk veranderd. We hebben de grond bewerkt en ons eigen voedsel verbouwd. Wilde dieren hebben we getemd en geleerd voor ons arbeid te verrichten; wij drinken hun melk en eten hun vlees. We hebben onze tropische regenwouden gekapt, het water in de oceanen doen stijgen door in te grijpen in het klimaat; we hebben meren drooggelegd, geprobeerd rivieren te verleggen. Zullen we dan nu samen ten onder gaan? Met onze handen bouwden wij het Colosseum, de Chinese Muur, de wolkenkrabbers van New York. Onze handen schilderden de Mona Lisa, de Nachtwacht, Het Lam Gods en andere prachtige schilderijen, ze schreven de mooiste boeken en gedichten, componeerden schitterende muziek die ons telkens weer ontroert. Maar diezelfde handen bouwden ook de atoombom en het vernietigingskamp Auschwitz. Ze bouwden het IJzeren Gordijn en braken dit ook weer af. Steeds weer blijkt de medaille twee kanten te hebben. Wit en zwart, dag en nacht, leven en dood. Wie bepaalt welke zijde bovenligt? Zeven dagen resten ons nog, niet meer. De tijd is ongrijpbaar. Gaan we langs een rivier op zoek naar haar begin, dan komen wij vanzelf uit bij haar bron, maar wat als we teruggaan in de tijd; waar ligt de oorsprong van de tijd? Wat was er vóór het begin, en zo ook, wat is er na het einde? We kunnen de tijd niet overzien. Bij onze geboorte is de dood al aangekondigd en het is een feit dat de zon ooit zal doven, maar het zijn zekerheden waar we geen raad mee weten. Niemand kan zeggen dat het einde als een verrassing komt, maar nu we weten dat we nog maar zeven dagen te leven hebben, iets meer dan tienduizend minuten, slaat de schrik ons om het hart. We moeten dus afscheid nemen, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoe moet dat? Niemand heeft ons ooit geleerd hoe je afscheid moet nemen, voorgoed afscheid. In gedachten sta ik nog één keer op top van de Ierse Errisbeg en zie ik de weidse vlakte van Connemara met haar talloze meren en meertjes, haar ruige kusten. Vanaf de Stuifdijk op Terschelling kijk ik nog één keer over de Boschplaat. Ik beklim de Teide op Tenerife en beschouw de kratervlakte onder mij, die zoals altijd boven de wolken ligt. Nog één keer kniel ik neer op een kalkhelling in het Gerendal en verbaas mij over haar bloemenrijkdom; dit jaar bloeiden er meer sleutelbloemen dan in voorgaande jaren. Over zeven dagen zal de mensheid vergaan. Wat is het belangrijkste dat verloren gaat? De prachtige gebouwen die we hebben maakt, de kunst? Nee, het is iets anders: het is de liefde die de wereld het meest zal missen. Ja, wij hebben lief gehad. Ik sluit mijn ogen en denk aan alle mensen van wie ik heb gehouden. Net als de tijd kent de liefde geen grenzen, geen begin, geen einde. Dat is mijn grote troost. Zeven maal om de aarde te gaan, als het zou moeten op handen en voeten; zeven maal, om die éne te groeten, dichtte Ida Gerhardt. En ja, misschien zullen de gestorvenen herrijzen en zullen we allemaal samen komen. Wie zal het zeggen?

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.