Organisatie
Onderzoek

Gezonde voeding heeft regels nodig

We hollen van het ene naar het andere voedselschandaal. Tijdens de diesrede pleitte Louise Fresco - internationaal gerespecteerd landbouwdeskundige - daarom voor mondiale regels voor de vleesproductie. Ook ziet ze in een gezond en duurzaam dieet een grotere uitdaging dan 'meer tonnen per hectare'.tekst: Albert Sikkema & Roelof Kleis

Diesrede in de Junushoff. ‘Ik stel voor dat het begrip voedselzekerheid voortaan ook voedselveiligheid en een gezond voedingspatroon omvat.’ Uit de rede: ‘Elke generatie leert van eerder gemaakte fouten. Elk tijdperk bouwt voort op fouten en nieuwe inzichten. Dit gebeurt op elk maatschappelijk terrein, van medicijnen en energie tot het thema van vandaag: voedsel. Je zou onze geschiedenis kunnen herschrijven als een continue cursus van correcties.’

Het leerboek wordt voortdurend herschreven. Wat moeten we vandaag corrigeren?

‘In het algemeen hebben we ons niet gerealiseerd dat er negatieve effecten waren aan het gebruik van hulpbronnen. Het loont om te vervuilen omdat de vervuiler niet betaalt. Eigenlijk speelt dat op alle terreinen. Als je auto rijdt, wordt je niet individueel afgerekend op je uitstoot van broeikasgassen. Fabrieken kunnen nog steeds allerlei dingen lozen. De beste manier om onszelf te dwingen om kringlopen zoveel mogelijk te sluiten, is het principe opvoeren van de vervuiler betaalt. Punt is dat we op dit moment niet echt een systeem hebben waarbij de duurzame optie er voortdurend als beste uitkomt. We hebben bijvoorbeeld geen systeem van btw-differentiatie tussen wat zo duurzaam mogelijk is geproduceerd en wat niet. Daar zit heel veel ruimte voor de overheid om iets te doen.’ ‘Een tweede noodzakelijke revisie gaat over het concept van voedselzekerheid. Nu de overgrote meerderheid van de wereldbevolking toegang heeft tot voldoende calorieën, wordt het tijd om het over de kwaliteit van het gehele dieet te hebben. Ik stel een nieuwe uitwerking van het begrip voedselzekerheid voor, zodat het ook voedselveiligheid en een gezond voedingspatroon omvat. Zo ontstaat een eenduidig kader voor verantwoorde productie en consumptie. Ik roep regeringen op om nationale strategieën te ontwikkelen om de beschikbaarheid en veiligheid van gezonde diëten te bevorderen.’

Hoe moet zo’n strategie er uit zien?

‘Elk land moet zijn eigen strategie ontwikkelen. Neem een land als Indonesië met zijn snel groeiende middenklasse. Die mensen gaan allemaal volgens een westers patroon eten. Veel zoete broodjes, croissants en dat soort dingen met hoge suiker- en zoutgehaltes. Daarbij drinken ze veel frisdranken. Daarnaast heb je landarbeiders in ontwikkelingslanden. Die krijgen nauwelijks genoeg calorieën binnen, mogelijk net voldoende eiwitten, maar zeker onvoldoende vitaminen en mineralen. Ik zou dus beginnen met een differentiatie van de bevolking en ­vervolgens per groep kijken wat er precies nodig is. Het tekort aan vitamine A kun je bijvoorbeeld aanvullen met pillen of door te stimuleren dat er meer groente wordt verbouwd.’

En dichter bij huis?

‘Wat willen we stimuleren bij jonge kinderen? In Engeland is schoolvoeding, het model met Jamie Oliver, heel succesvol. Willen we dat in Nederland ook? In veel Nederlandse scholen staan nog steeds allerlei snoep- en frisdrankautomaten. We maken ons wel zorgen om drugs in de buurt van scholen, maar niet om wat er op die scholen allemaal verkocht wordt. Kinderen mogen van mij best een keertje een snickers eten. Dat is niet erg. Maar het is wel erg als ze elke dag hun brood weggooien en daarvoor in de plaats een snickers kopen. Dit jaar organiseren WHO en FAO, voor het eerst in 25 jaar, samen een conferentie over voeding. Die conferentie kan een strategie formuleren, een format ontwerpen, maar de uitvoering hoort tot de soevereiniteit van een land. Bij mijn weten is er geen land ter wereld dat hiermee zelfs maar een begin heeft gemaakt. Dit is echt een toevoeging aan het begrip voedselzekerheid.’

U legt de nadruk op voedselkwaliteit. Is het gebrek aan voedsel niet een veel groter probleem?

‘Natuurlijk moet er meer voedsel geproduceerd worden. Er komen in de toekomst nog twee miljard monden bij die we moeten voeden. En van de huidige zeven miljard bewoners zijn er grofweg twee miljard die niet genoeg van alle nutriënten binnenkrijgen. Maar dat zie ik niet als een onoplosbaar probleem. Echte honger komt eigenlijk alleen maar voor in noodsituaties, in landen die door oorlog of natuurrampen totaal ontwricht zijn. In de rest van de situaties waarin onvoldoende geconsumeerd wordt, is het vooral een kwestie van koopkracht en niet van productie. Arme mensen zijn arm omdat ze zich buiten de economie bevinden. Dat los je op door ze werk te geven, door economische groei te scheppen. Na jaren de nadruk gelegd te hebben op calorieën en tonnen per hectare moet de nadruk nu verschuiven naar een evenwichtig dieet dat duurzaam wordt geproduceerd.’ ‘We moeten verkennen waar we de voedselproductie kunnen intensiveren, waar we het moeten stimuleren of juist vermijden. De arbeid in de landbouw wordt schaars, de boerenstand vergrijst. Als we het aanbod van agrarische producten aan de groeiende steden willen vergroten, dan hebben we slimme vormen van mechanisatie nodig, zowel groot- als kleinschalig, en moeten we de arbeidsproductiviteit van de boeren verhogen met ICT. Dit betekent dat de 500 miljoen kleinschalige boeren ondersteuning nodig hebben om ondernemer te worden, zodat ze kunnen ontsnappen aan hun bestaan als zelfvoorzienende boer met lage opbrengsten. Small is not always beautiful.’

Weg met de kleine boeren, lang leve de intensivering.

‘Natuurlijk ben ik niet tegen kleine boeren, ik weet uit eigen ervaring hoeveel respect zij verdienen. Juist daarom hebben ze recht op een goede toekomst en op technologie en beleid die het hen mogelijk maken ondernemer te worden. En dat willen ze ook bijna allemaal. Er bestaan veel misverstanden over intensivering. Ik ben voor intensivering waar het kan, maar intensivering is geen doel op zich. Het gaat mij altijd om het zo goed mogelijk gebruik maken van hulpbronnen. Inefficiënte landbouw op goede gronden is zonde. In ons land heerst het gevoel dat kleinschalig goed voor de natuur is en moreel beter. Er is geen boer die altijd maar met zijn handen in de klei wil werken als er ook alternatieven zijn.’

Hoe maak je ondernemers van kleine zelfvoorzienende boeren?

‘Een hele grote hindernis op dit moment zijn de slecht werkende markten. In Afrika staan mensen dagenlang met hun product langs de kant van de weg in de hoop dat er een vrachtwagen langs komt die het wil kopen en naar de stad wil brengen. In dat geval is het oude coöperatieve model een hele grote verbetering. Dan huur je met zijn allen een vrachtwagen en breng je de spullen in één keer naar de markt. Een aantal van die kleine boeren zal geen opvolger hebben. Dat is geen drama, als je de rest maar kunt stimuleren om zo goed mogelijk te produceren. Het in stand houden van mensen die met de hak en gebogen rug het land bewerken, vind ik echt onmenselijk. Ik begrijp niet dat er nog mensen zijn die dat idealiseren.’

‘Maar het meest urgente vraagstuk op dit moment is de beschikbaarheid van dierlijke eiwitten. Sinds 1950 is de veestapel in de wereld met een factor 5 gegroeid en de vraag naar dierlijke eiwitten zal verdubbelen in de komende twintig jaar. Daarbij is er toenemende zorg over de voedselveiligheid. We worden schijnbaar voortdurend geplaagd door voedselschandalen, van melamine in Chinese melk tot illegaal paardenvlees, E. coli en Salmonella. Hoewel ons voedsel veiliger is dan ooit, wijzen deze incidenten op structurele zwaktes in de productieketen. De problemen komen vaak voort uit ontoereikende wetgeving, slechte handhaving en zelfs fraude. Daarom moet er naar mijn mening een internationaal verdrag komen op het gebied van dierlijke productie en eiwitten dat de regels vastlegt voor verantwoorde en duurzame productiemethoden.’

Wat mankeert er aan de vleesmarkt?

‘Productieketens zijn steeds ingewikkelder geworden. Er wordt ontzettend geconcurreerd, de marges zijn klein. De druk is heel groot en dat leidt tot opportunistisch gedrag en een soort anonimiteit in de keten. Dat concurreren op prijs heeft twee effecten: de kans op fraude neemt toe – je krijgt paardenvlees voor rundvlees – en het ontbreekt aan een prikkel voor de leveranciers om goede kwaliteit te leveren. Het gaat alleen over prijzen en niet over loyaliteit en lange-termijn contracten. Dat moet veranderen. De industrie heeft er baat bij om dit aan te pakken. Los daarvan is mijn grootste zorg dat er dubbele standaarden ontstaan op gebied van dierenwelzijn en arbeidsomstandigheden. Wij willen hier geen megastallen maar laten ze wel ergens anders bouwen. Als daar de zaak niet goed wordt gecontroleerd en nageleefd, dan krijg je dubbele standaards. Dat is riskant voor de consument, hier en elders. We moeten zorgen voor een gelijk speelveld.’

Wereldwijd gelijke normen voor dierenwelzijn, dat is toch onbegonnen werk?

‘Dat vind ik fatalistisch gedacht. Als je twintig jaar geleden had gezegd dat we zouden spreken over een wereldwijd akkoord over het klimaat had ook niemand het geloofd. Sommige dingen moet je op wereldniveau regelen. Een wereld van twee snelheden, van twee normen, opent de deur voor zwarte-marktpraktijken. We kunnen toch beginnen met een minimumpakket? De eerste stap is dat je überhaupt met zijn allen erkent dat er een probleem is. In Shanghai bijvoorbeeld zitten ontzettend grote kippenbedrijven gewoon tegen woonwijken aan, zonder fysieke barrières tussen de verschillende eenheden. Als daar een besmetting uitbreekt, zit het gelijk in honderdduizenden kippen. Dat is met name riskant bij ziekten die van dier op mens kunnen overgaan. Besmettingsgevaar met deze zoönosen is iets dat geen land zich kan permitteren en dat kun je niet aan de markt overlaten.’

Hoe krijg je al die landen, met allerlei opvattingen over welzijn, zover dat ze afspraken maken?

‘Je krijgt eerst natuurlijk een verdrag of overeenkomst waarmee de principes worden vastgesteld. Duurzaam en veilig zijn daarbij de twee sleutelwoorden. Je moet duurzaamheid erbij pakken, omdat je anders de situatie krijgt dat er nog steeds een ongelijk speelveld is, dat landen toch heel slordig met water, chemicaliën en de uitstoot van broeikasgassen omgaan. Dus eerst een akkoord dat er inderdaad een probleem is. Daarna moet je richtlijnen vaststellen en op den duur moet je dan naar afspraken toe. Landen kunnen afspreken: wij willen met zijn allen dezelfde normen. En dan is het aan de private sector om te zeggen: dat gaan we implementeren. Bij wet kun je natuurlijk afdwingen hoe de sector zich moet gedragen.’

Louise Fresco

(Meppel, 1952) 1986 promotie tropische plantenteelt Wageningen 1990 hoogleraar Plantaardige productiesystemen Wageningen 1997 Onderzoeksdirecteur FAO, daarna assistent directeur-generaal van de FAO 2006 Universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam Fresco is columniste bij NRC Handelsblad en schreef negen niet-wetenschappelijke boeken, waaronder ‘Nieuwe Spijswetten’ en ‘Hamburgers in het paradijs’. Ze is lid van de KNAW en de SER, commissaris bij de Rabobank, bestuurslid bij Unilever en ‘honorary professor’ in Wageningen

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.