Student
Onderwijs

Voor de klas

Een klas vol middelbare scholieren in bedwang houden, en ze nog wat leren ook. Voor veel Wageningse studenten is het een aantrekkelijk beroepsperspectief. De succesvolle Minor Educatie moet de komende jaren fors gaan groeien, dankzij een impuls van de regering. Aan de studenten zal het niet liggen, die zijn enthousiast. 'Nog nooit heb ik me…

Het is al meer dan tien jaar de frustratie van beleidsmakers: een groeiend tekort aan leraren enerzijds, terwijl anderzijds het leger aan academisch geschoolden gestaag toeneemt. In 2008 besloot het ministerie van Onderwijs dat lerarenpotentieel aan te boren door het studenten mogelijk te maken om relatief snel de onderwijsbevoegdheid te halen. De minor Educatie was geboren. Wageningen greep de kans met beide handen aan en startte haar minor Educatie in 2010. Na een opleidingstraject van een half jaar kunnen bachelorstudenten daarmee lesgeven op de onderbouw van havo en vwo, en op het vmbo-tl. De universiteit levert sindsdien docenten Biologie, Aardrijkskunde, Scheikunde, Natuurkunde en Economie. De minor Educatie voelde voor Wageningen als een logische stap, vertelt Piety Runhaar, universitair docent bij Education & Competence Studies en coördinator van de minor. ‘De minor past in de traditie van Wageningen om nauw samen te werken met het voortgezet onderwijs. Tot de jaren tachtig hadden we ook een volwaardige lerarenopleiding.’ Gemiddeld trekt de minor 18 kandidaten per jaar, met een piek van 28 deelnemers in het collegejaar 2011/2012. Dat zijn mooie aantallen, maar het kan beter. Een gemiddelde van 30 moet haalbaar zijn, meent de universiteit. Daarom greep Wageningen direct haar kans toen er onlangs vanuit het ministerie van Onderwijs extra geld beschikbaar kwam om nog meer studenten warm te laten lopen voor een baan in het onderwijs. Met het geld wil Runhaar het aantal opleidingen uitbreiden waarmee studenten een tweedegraads bevoegdheid kunnen halen. Daarnaast wil ze het gebruiken om de minor beter onder de aandacht te brengen bij studenten. Ook moeten studenten volgens haar een beter beeld krijgen van wat er ná de minor mogelijk is. ‘Hoe zit het bijvoorbeeld met vrijstellingen als ze nog een eerstegraads lerarenopleiding willen doen?’ In elk geval is het volgens haar een misverstand te denken dat je de minor alleen kunt volgen als je per se docent wilt worden. ‘Het is een leerervaring die je mee kunt pikken en waar je de rest van je carrière profijt van hebt.’

Onderwijsbevoegdheid

Studenten kunnen niet met elke opleiding de ­educatieve minor volgen. Bachelorstudenten Biologie, Plantwetenschappen, Dierwetenschappen, Economie en Beleid, Bodem, Water & Atmosfeer, Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning, Internationaal Land & Waterbeheer en Moleculaire Levenswetenschappen kunnen na afloop van de minor hun tweedegraads bevoegdheid krijgen. Studenten van andere opleidingen krijgen een getuigschrift. Ze kunnen dan in veel gevallen al wel lesgeven op een school, maar zullen tijdens het werk inhoudelijke vakken moeten volgen om zo alsnog aan de vakeisen te voldoen.

Inge Beukema

BSc Bodem, Water & Atmosfeer Gaf: Natuurkunde Nu: bezig met de master ‘Ik heb altijd heel hard geroepen: wat ik ook word, ik word géén docent. Daar leek me echt niks aan. Ik herinner me nog mijn eigen klas op de middelbare school. Die kon behoorlijk vervelend zijn, daar had ik echt geen zin in. Bij de opleiding Bodem, water en atmosfeer ben je er niet mee bezig hoe je informatie overbrengt op anderen. Dat was voor mij de reden om voor de Minor Educatie te kiezen. Ik dacht, het is maar voor een half jaar, als ik het niet trek dan stop ik ermee. Voor mijn stage kon ik terecht op mijn oude middelbare school in Zwolle. Dat was wel een leuke ervaring. De laatste keer dat ik daar was, zat ik tussen de andere leerlingen in de aula, dat was vertrouwd terrein. Nu zat ik ineens in de docentenkamer naast mijn leraren van vroeger; terwijl ik daar als leerling nooit mocht komen. Ik gaf les aan havo- en vwo-leerlingen. De eerste dag was spannend, ik vond het vrij heftig om ineens voor zo’n klas te staan. In het begin vond ik het wel lastig om autoriteit uit te stralen, want het leeftijdsverschil is toch best klein. Op een gegeven moment merk je echter dat je echt veel meer weet dan de leerlingen, je hebt veel meer levenservaring. Op het moment dat je dat gaat inzien, komt het ook zo over. Ik werd voor de leerlingen ‘mevrouw’ en ‘u’. Natuurlijk waren er ook mindere momenten. De havo-leerlingen probeerden me echt uit. Ze keken wel verbaasd toen ik ineens mensen de klas uit stuurde. De vwo-klassen waren heel anders. Ze namen me echt mee. Het scheelde dat ik de enige vrouwelijke natuurkundedocent was daar op school. Dat werkte in mijn voordeel, zeker voor de meisjes. Zij dachten: bah, natuurkunde is voor jongens. Dat er dan ineens een jonge meid voor de klas staat, dat trekt de aandacht. Ik zie het onderwijs als een hele mooie tweede optie. Ik volg nu een master en moet nog stagelopen. Misschien denk ik daarna: lesgeven was een stuk leuker. Dan kan ik altijd nog mijn eerstegraads bevoegdheid halen. Ik heb inmiddels gemerkt dat er een vrij groot tekort is aan natuurkundeleraren; Pantarijn heeft me al twee keer gevraagd of ik kon invallen. Ik ben dan ook de eerste die de lesbevoegdheid voor natuurkunde heeft gehaald op de universiteit.’

Marlies Bunte

BSc Internationale Ontwikkelingsstudies Gaf: Aardrijkskunde Nu: de bachelor aan het afronden ‘Al op de middelbare school had ik interesse voor het onderwijs. Het trok mij wel. Maar ik heb toch gekozen voor een opleiding op de universiteit, want meteen het onderwijs in, dat vond ik ook zo definitief. Tijdens de minormarkt kwam ik erachter dat je hier de Minor Educatie had, toen dacht ik: dit wordt ‘m. Ik wilde graag even iets heel anders doen. Het leek me fijn om praktisch bezig te zijn en tijdens de minor sta je bijna vanaf het begin drie dagen in de week voor de klas. De minor is heel intensief. Je leert in een half jaar aan pedagogische en didactische vaardigheden wat je tijdens een hbo-opleiding in vier jaar leert. Er wordt echt wat van je verwacht. Je moet reflecteren op je eigen gedrag, nieuwe leerdoelen stellen, je sterke en zwakke punten benoemen en verbeteren. Voor sommige mensen, ook voor mij, was het best moeilijk en confronterend om dat op papier te zetten. Maar het was wel heel nuttig, want je leert wat je fout doet en wat goed gaat. Ik gaf Aardrijkskunde op een middelbare school in Veenendaal. Dat was ook het vak dat ik op de middelbare school het leukst vond. Het is een breed vak, het gaat om de wereld. Dat heeft mijn opleiding ook, dus er zijn wel raakvlakken. Mijn stage vond ik heel erg leuk. Je staat ineens voor een klas met twaalf- tot vijftienjarigen en je mag je kennis overdragen over een onderwerp waar je zelf heel enthousiast over bent. Daarbij maakte ik handig gebruik van mijn ervaringen in het buitenland. Om een verhaal te illustreren over braindrain vertelde ik over twee Ghanese jongens die ik tijdens mijn reis door Afrika had ontmoet. De leerlingen waren een beetje ingekakt, maar toen ik daarover begon werden ze ineens wakker. "Hoe kan het dat u in Afrika bent geweest? Oh wat gaaf, dat willen wij ook!" De omgang met leerlingen vond ik geweldig. Op die leeftijd zijn ze enorm eerlijk. Ik kom uit Twente en praat met een accent. Op mijn eerste dag vroeg een meisje: "Mevrouw, komt u van het platteland ofzo?" Nou, toen lag ik helemaal dubbel. Na de zomer ga ik een master doen in Wageningen, maar ik wil daarna ook graag mijn eerstegraads bevoegdheid halen. In mijn vakgebied is het moeilijk om een baan te krijgen dus het is handig om meerdere kanten op te kunnen.’

Bas Adelerhof

BSc Landschapsarchitectuur & Ruimtelijke Planning Gaf: Aardrijkskunde & Theater Nu: BSc afronden en dan het onderwijs in ‘Ik heb altijd al geweten dat het leraarschap iets voor mij is. Toch heb ik niet gelijk gekozen voor een lerarenopleiding. Ik heb keihard moeten knokken voor mijn vwo, daar wilde ik ook echt iets mee doen. Op het moment dat we een minor moesten kiezen, was de minor Educatie voor mij de enige optie. En het is een van de beste keuzes die ik tijdens mijn studie heb gemaakt. Ik vind theorie interessant, maar de praktijk trekt me veel meer. De educatieve minor is een heel creatieve en praktische studie; het wetenschappelijk karakter ligt wat lager en dat vond ik wel prettig. Ik heb de minor als heel relaxed ervaren, terwijl-ie behoorlijk intensief was. Je bent constant bezig met een zoektocht naar jezelf, je krijgt constant een spiegel voorgehouden en je reflecteert je echt suf. Ik heb geleerd dat ik niet zo perfectionistisch hoef te zijn. Je hebt niet alles voor 100 procent in de hand, hoe graag je dat ook zou willen. De stage was geweldig. Daar heb ik me echt met volle energie ingestort. Ik heb me nog nooit zo op mijn plek gevoeld, ik stond vol vertrouwen voor de klas. Op Pantarijn heb ik op alle niveaus lesgegeven. Die afwisseling vond ik erg leuk want de onderlinge verschillen zijn enorm. Op het vmbo moet je echt een band opbouwen met de leerlingen, veel over jezelf vertellen. Ik heb bijvoorbeeld veel optredens voor straattheater, in binnen- en buitenland. Na het weekend vroegen ze altijd of ik opgetreden had en hoe het was. Ze waren heel direct en hebben altijd een mening klaar. Op het gymnasium waren ze juist heel erg van de feitjes. Als ik iets uitlegde, vroegen ze standaard door. Er kwam geen einde aan. Die lessen waren gewoon niet voor te bereiden. Na de zomer heb ik mijn bachelor en dan wil ik het onderwijs in, ik kan niet genoeg motivatie opbrengen om op de universiteit nog een master te doen. In mijn stageverslag heb ik ook geschreven: "Zak maar in het kanaal met je opdrachten en laat mij lekker lesgeven." Over een paar jaar zal ik wel mijn eerstegraads bevoegdheid gaan halen om zo mijn baankansen te vergroten. Maar vooralsnog vind ik het prima om tweedegraads docent te zijn.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.