Wetenschap
Achtergrond
Natuur & milieu

Valt REDD+ nog te redden?

CO2 vastleggen in tropisch bos op kosten van het rijke westen. De kern van het VN-initiatief REDD+ is eenvoudig. Maar tien jaar na de lancering van het principe ligt het idee nog steeds op de tekentafel. En of het daar ooit vanaf komt, is twijfelachtig.
Roelof Kleis

Illustratie Geert-Jan Bruins

Een vijfde van de wereldwijde uitstoot van CO2 wordt veroorzaakt door ontbossing. Het loont dus om daar iets tegen te doen. In 2005 lanceerde de Verenigde Naties daarom REDD, wat staat voor Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation. REDD moet ontwikkelingslanden in de tropen stimuleren hun uitstoot te verlagen, op kosten van de geïndustrialiseerde landen. Aanvankelijk was het doel alleen om ontbossing tegen te gaan, maar vijf jaar geleden kwam daar koolstofopslag door de aanplant van nieuw bos bij – het plusje in REDD+.

REDD+ leek het ei van Columbus. Niet alleen werd de klimaatverandering aangepakt, ook de natuur had er baat bij. Zonder dat het ontwikkelingslanden een cent kost. Maar zo simpel is het allemaal niet. REDD werd REDD+, wat de zaak al compliceerde. Bovendien is goed bosbeheer meer dan alleen maar koolstofopslag, luidde de kritiek. Die opslag mocht niet ten koste gaan van de biodiversiteit van bossen of de sociaal-economische ontwikkeling van de lokale bevolking, zegt persoonlijk hoogleraar Politics of environmental knowledge Esther Turnhout. Daarnaast werd de discussie verbreed naar allerlei andere vormen van landgebruik die ook een belangrijke rol spelen in de uitstoot van CO2. Turnhout: ‘Landbouw bijvoorbeeld, is een grote bron van CO2-emissie. Maar er zijn ook vormen van landbouw die juist koolstof opslaan. Dat landgebruik zou daarom ook in aanmerking moeten komen voor REDD+-compensatie.’

Carbonisatie

Kortom, REDD+ werd gaandeweg de discussie steeds ingewikkelder. ‘Het idee is simpel, maar de uitvoering moeilijk’, erkent promovendus Marjanneke Vijge. ‘Oorspronkelijk zou het alleen over koolstof gaan; REDD was een eenvoudig compensatiesysteem voor emissie. Maar dat is het allang niet meer. REDD+ is niet één mechanisme, er zijn heel veel vormen van REDD+ en ideeën over waar het heen gaat.’ Vijge deed een studie naar wat zij de carbonisatie van het bosbestuur noemt. ‘Met die term doel ik op het framen van bossen in termen van klimaatverandering. Het bos als opslagplaats van koolstof. Dat hoeft niet per definitie eendimensionaal te zijn, maar kijk je alleen naar dit aspect, dan leidt dat tot versimpeling van het beleid.’

Vijge onderzocht of REDD+ inderdaad zo’n versimpeling veroorzaakt. Daar is volgens haar geen eenduidig antwoord op. ‘Op globaal niveau gaat heel veel aandacht uit naar het meten van koolstofopslag en is het vooral een technisch debat. Maar op nationaal niveau ligt de focus van REDD+ juist wel sterk op de zogenoemde non-koolstofdoelen: biodiversiteit, lokaal levensonderhoud, duurzame ontwikkeling en participatie van de lokale bevolking.’

Vijge baseert zich onder meer op beleidsdocumenten van acht landen over REDD+. Zij plaatst daarbij wel een flinke kanttekening. Papier is gewillig. ‘Het is vooralsnog vooral retoriek. Als je kijkt naar wat landen hebben gedaan aan het monitoren van die non-koolstofeffecten , dan zie je dat die ontwikkeling erg achterloopt bij de monitoring van koolstof.’

De sterke focus op financiering door middel van emissierechten is een vergissing.

REDD+ staat of valt met meten en monitoren. Turnhout: ‘Alleen als een ontwikkelingsland de reductie van emissies overtuigend kan aantonen, komt het in aanmerking voor financiële compensatie.’ Wageningen speelt een prominente rol in de ontwikkeling van de meetsystemen. Maar meten is niet het probleem, is de stellige overtuiging van hoogleraar Geo-informatiekunde en remote sensing Martin Herold. ‘De beschikbaarheid van instrumenten om koolstofopslag te meten en data te verzamelen is niet de beperkende factor van REDD+. Onze kennis van het bos en de veranderingen die daar plaatsvinden, is de laatste jaren enorm gegroeid. Natuurlijk zijn er nog gebieden in de wereld waar die kennis minder is, maar er is veel verbeterd in de capaciteit van die landen om koolstof te meten. De technologie is niet de limiterende factor.’

Emissiemarkt

De financiering van REDD+ daarentegen is wel de achilleshiel. Die financiering is tot op heden niet van de grond gekomen. Moeten rijke landen geld stoppen in een fonds waaruit emissiebeperking wordt betaald of moet er een systeem van verhandelbare emissierechten komen? In dat laatste geval verkopen ontwikkelingslanden de door hen bespaarde tonnen CO2 als emissierecht aan westerse landen of bedrijven, die daardoor meer CO2 mogen uitstoten.

‘Het is twijfelachtig of zo’n markt er komt’, zegt Vijge. ‘REDD+ neemt zoveel verschillende vormen aan, dat het de financiering moeilijk maakt.’ Hoogleraar Turnhout is beslister. ‘Zo’n markt komt er niet. De ontwikkelingslanden geloven er niet in. Die hebben helemaal geen behoefte aan een internationale koolstofhandel tussen noord en zuid. Bovendien bestaat er veel weerstand tegen het idee van financiële compensatie of vermarkting van bos en natuur. De sterke focus op financiering door middel van emissierechten is een vergissing. REDD+ is in de kern een goed idee, maar het is te ingewikkeld geworden. We zijn op een weg die alleen nog maar kan mislukken. Aan de andere kant: de klimaattop in Parijs heeft REDD+ niet de nek omgedraaid.’

Dat benadrukt Herold ook met kracht. Hij is veel optimistischer gestemd. ‘REDD+ is sterk uit de Parijs-overeenkomst gekomen. Het belang van bos als koolstofput is de kern geworden van het beperken van de gevolgen van klimaatverandering. REDD+ speelt daar een hoofdrol in. REDD+ is aan een ontwikkelingsagenda gekoppeld en is in die zin nog steeds levend.’ Herold ziet liever dat het glas halfvol is dan halfleeg. ‘Het idee van REDD+ is nog steeds een succes. REDD+ heeft de mindset van mensen veranderd. En daar gaat het uiteindelijk om: gedragsverandering. De discussie over REDD+ is te veel gecarboniseerd, de focus ligt te veel op koolstof. Wat uiteindelijk belangrijk is, zijn de menselijke activiteiten die je wilt beïnvloeden. De koolstof is maar een meetinstrument aan het einde van die keten.’

Een zegen

Dat REDD+ zo veelomvattend is geworden, is volgens Herold misschien wel juist een zegen. ‘Er is geen eenvoudige oplossing voor ontbossing. 77 procent van de ontbossing in de tropen is aan landbouw gerelateerd. De oplossingen liggen dus ook buiten het bos. We moeten naar integrale oplossingen waar landbouw en bos deel van uitmaken. In Wageningen hebben we al die disciplines bij elkaar. Wij zijn de nummer 1 in de wereld. Je kunt kritisch zijn of constructief. Het is de rol van Wageningen om constructief te zijn.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.