Organisatie
Achtergrond

Uit alle windstreken – Het veranderende gezicht van de internationale WUR-student

Van Indische planterszonen naar promovendi uit rijke olielanden. Van oudere studenten uit ontwikkelingslanden tot jonge Europeanen en Aziaten. De afgelopen eeuw is de internationale WUR-gemeenschap sterk veranderd. Dat was goed te zien in de International Club, ooit dé ontmoetingsplek van internationale studenten in Wageningen.
Alexandra Branderhorst

Begin twintigste eeuw trok de Landbouwhogeschool in Wageningen veel planterszonen uit Nederlandse-Indië. Foto Archief W.S.V. Ceres

tekst Alexandra Branderhorst foto’s Kees Hopmans

‘We vormden echt een hechte groep. De International Club was een soort huiskamer voor ons; iedere avond open’, vertelt Kees Hopmans, die tussen 1961 en 1970 Tropische Cultuurtechniek studeerde in Wageningen. De International Club was in 1958 opgericht, speciaal voor internationale studenten en betrokken Nederlanders, zoals Hopmans, die behoefte hadden aan een ontmoetingsplek. In de jaren vijftig kwamen er namelijk steeds meer buitenlandse promovendi naar Wageningen, voornamelijk uit rijk olielanden, maar ook uit India en Suriname. ‘Nederland had afspraken met sommige landen over mensen die in Wageningen konden promoveren. De promovendi zelf kwamen uit de betere kringen. Ze waren al wat ouder en velen hadden al gezinnen, die vaak meekwamen naar Nederland’, vertelt Hopmans. De Nederlandse studentenverenigingen waren te kinderachtig voor deze groep. Daarom moest er een eigen plek komen.

Prinses Beatrix opent in 1962 het nieuwe clubgebouw van de International Club. Foto Harry Pot, Nationaal Archief/Anefo

Kleurrijk en uitbundig

Aanvankelijk kwamen de leden van de International Club samen in de foyer van theater de Junushoff, maar in juni 1962 stelde de gemeente een barak ter beschikking aan Rustenburg, in de Wageningse binnenstad. Voor de feestelijke opening van dit eigen clubhuis kwam prinses Beatrix naar Wageningen.

Hopmans zat begin jaren zestig als enige Nederlander in het zeskoppige bestuur van de club, met een Iraakse voorzitter en bestuursleden uit India, Egypte en Suriname. Veel leden kwamen uit deze landen, maar er waren ook enkele leden uit landen als Zuid-Afrika, Indonesië, Israël, Italië en Hongarije. Nederlandse studenten met een internationale oriëntatie sloten zich eveneens aan.

Er werd vooral Surinaamse muziek gedraaid, dat zorgde voor een uitbundige sfeer

Ze konden op de club terecht om iets te drinken en te kletsen, of om mee te doen aan de talrijke activiteiten. Zo waren er filmavonden met bijvoorbeeld Laurel and Hardy en Peter Pan, herinnert Hopmans zich. Tijdens de Landenavonden gaven leden lezingen en diapresentaties over hun land. Kinderverjaardagen werden op de club gevierd en iedere maand was er een Social and Cultural Eveningmeteen band en of een dansshow. ‘Er werd vooral Surinaamse muziek gedraaid. Dat zorgde voor een kleurrijke en uitbundige sfeer’, vertelt Hopmans. Maar ook mensen die problemen hadden met hun onderzoek of studie konden op de club terecht. ‘Verschillende hoogleraren stonden altijd klaar om te helpen.’

De International Club fungeerde in de jaren zestig als huiskamer voor buitenlandse promovendi in Wageningen. Foto Kees Hopmans

Koloniale landbouw

Al een halve eeuw voor de oprichting van de International Club had Wageningen een internationaal karakter. Dat kwam door de Nederlandse koloniën, die behoefte hadden aan kennis van tropische land- en bosbouw. Het merendeel van de afgestudeerden uit Wageningen, maar liefst 63 procent van de 924 studenten die tussen 1918 en 1940 hun ingenieursdiploma haalden, studeerde af in de richtingen koloniale land- of bosbouw. Hun vaders werkten veelal in Nederlands-Indië als planter of ambtenaar.

Ook een handjevol Surinamers kwam naar Wageningen, vaak met een beurs van het gouvernementsbestuur. Dat was geen vetpot. In een handgeschreven optelsom rekende de landbouwschool in 1915 de minister van Koloniën voor hoeveel geld een net uit Suriname overgekomen beursstudent de eerste maand nodig had. Dat was 368 gulden, inclusief ‘kamer en kost’, studiegeld, laarzen en een over te nemen winterjas. ‘En wij krijgen 200, hoogstens 250 gulden’, staat er fijntjes onder.

De decanen kregen klachten over bloot in huis rondlopende Nederlandse studenten

De Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd die daarop volgde, maakten een eind aan de innige band tussen Wageningen en Nederlands-Indië. In de jaren vijftig en zestig verbreedde de Landbouwhogeschool haar blik naar tropische en subtropische gebieden wereldwijd. Er kwam steeds meer oog voor de ongelijkheid in de wereld en er kwamen studierichtingen als Agrarische niet-westerse sociologie. De Nederlandstalige ingenieursstudies trokken vrij veel studenten uit Suriname, dat nog steeds bij Nederland hoorde. De International Club had in de beginjaren rond de dertig Surinaamse leden. Uiteindelijk richtten de Surinaamse studenten een eigen vereniging op (zie kader). De kleine maar aanhoudende stroom promovendi uit Arabische landen droogde op toen Nederland partij koos voor Israël, dat eind jaren zestig in conflict raakte met de Arabische buurlanden.

Derde Wereld

In de jaren zeventig raakte ontwikkelingssamenwerking steeds meer in zwang. Ook de Landbouwhogeschool wilde de ‘Derde Wereld’ helpen ontwikkelen, door mensen van daar in Wageningen op te leiden. In 1971 startte de eerste Engelstalige masteropleiding in Wageningen, Soil Science and Water Management, met twintig studenten. Deze studenten kwamen vooral uit Engelstalige Afrikaanse landen, Latijns-Amerika, Azië en Turkije, India en Egypte. Ze kregen beurzen, meestal van de Nederlandse regering. ‘De studenten moesten werkervaring en een baan in eigen land hebben’, vertelt Ankie Lamberts, die destijds secretaresse was bij de opleiding.

Voor deze studenten was het niet altijd makkelijk om met jonge Nederlandse studenten in huis te wonen. De student uit Malawi die trots vertelde dat hij zijn afdelingsgenoten had geleerd hoe ze de keuken moesten schoonmaken, staat Lamberts nog levendig voor de geest. En de studentendecanen kregen regelmatig klachten over bloot in huis rondlopende Nederlandse studenten, een verschijnsel dat buitenlandse studenten soms in grote verlegenheid bracht.

Er was hier weinig te doen, maar de International Club was bijna altijd open

Wereldmuziek

Het karakter van de International Club veranderde mee met de veranderende internationale gemeenschap. De huiskamer met het hechte familiegevoel uit de jaren zestig maakte plaats voor een meer vrijblijvende feest- en ontmoetingsplek. ‘Er was niet veel te doen in Wageningen, maar de International Club was bijna iedere avond open en draaide wereldmuziek, vooral Afrikaans en Latijns-Amerikaans’, vertelt Ben Onwuka uit Biafra, die in 1975 naar Wageningen kwam en tussen 1981 en 1983 de master Biologie deed. Maandelijks was er nog altijd een Landenavond met eten en muziek. ‘We organiseerden zelfs een keer een Nederlandse avond, met klompendansen.’ Het publiek bestond uit Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse en Nederlandse studenten, maar ook uit oudere migranten.

Eind jaren zeventig trad Onwuka toe tot het bestuur, om de vereniging te helpen redden nadat er geld was verdwenen. In 1983 verhuisde de International Club met hulp van de gemeente naar de huidige locatie aan de Marijkeweg. ‘De barak aan Rustenburg was niet geïsoleerd. Aangezien het politiebureau vlakbij de barak zat, stonden er vaak agenten op de stoep vanwege geluidoverlast’, vertelt Onwuka uit. De maandelijkse bandoptredens en de oud-en-nieuwfeesten werden goed bezocht. ‘Na het vuurwerk kwam iedereen naar de International Club. Er trad altijd een liveband op, en dan was het afgeladen.’

Midden jaren tachtig ging de International Club opnieuw bijna failliet. De voorzitter had het geld van de club stiekem uitgeleend aan haar Oegandese vriendje die in Afrika een handeltje wilde opzetten, vertelt Onwuka. ‘Dat geld, ongeveer 30 duizend gulden, kwam niet meer terug. Haar vriend ook niet.’Een nieuwe voorzitter wist binnen enkele jaren de schulden af te lossen. Wel ontstond er een conflict met enkele oud-bestuursleden. De meeste leden maalden daar echter niet om, zolang de feesten maar leuk en gezellig waren.

De internationalisering van Wageningen kwam vanaf de jaren negentig in een stroomversnelling. Momenteel komt ruim 40 procent van de Wageningse masterstudenten en ruim 60 procent van de promovendi van buiten Nederland.

Bachelor en master

Vanwege de toenemende belangstelling voor de enige Engelstalige masteropleiding, besloot de – inmiddels – Landbouwuniversiteit Wageningen eind jaren tachtig om verder te internationaliseren. Vanaf 1987 kwamen er drie masters bij: Animal Science and Aquaculture, Management of Agricultural Knowledge Systems en Tropical Forestry. Hierdoor groeide het aantal internationale studenten en uiteindelijk ook het aantal internationale promovendi.

De International Club trok nog altijd veel, maar wel wat ouder, publiek. Daarom richten een Indiase en Italiaanse student in de jaren negentig samen de International Student Organisation in Wageningen (ISOW) op. Tot op de dag van vandaag organiseert ISOW excursies en taal- en danscursussen, evenals sportactiviteiten en feesten.

In 1999 ging Wageningen over op de bachelor-masterstructuur. Sindsdien worden alle masters in het Engels gegeven. De universiteit zette ook meer in op studentenwerving in het buitenland. Wageningse afgestudeerden hielpen als een soort ambassadeurs studenten werven in hun eigen land, in Azië, Latijns-Amerika of het Midden-Oosten. Studenten die een beurs nodig hadden, moesten deze voortaan zelf aanvragen, met als gevolg dat het aantal Afrikaanse studenten flink terugliep. Daartegenover stonden steeds meer internationale studenten wier land of ouders hun studie betaalden.

Nu, anno 2018, komt ruim 40 procent van de Wageningse masterstudenten en ruim 60 procent van de promovendi van buiten Nederland (zie figuur). Voor de meeste van hen fungeert de International Club niet meer, zoals vroeger, als huiskamer of toevluchtsoord. Het pand aan de Marijkeweg staat de laatste jaren vooral bekend als plek waar je nog terecht kunt nadat alle andere uitgaansgelegenheden de deuren hebben gesloten, of als betaalbare locatie voor promotie- en afstudeerfeesten. Op dit moment is de drank- en horecavergunning ingetrokken, omdat het bestuur verzuimde om verlenging aan te vragen. Als het op tijd goedkomt, kan de club in oktober haar 60-jarig bestaan vieren.

Feest bij de International Club in het nieuwe pand aan de Marijkeweg in 1984. Foto Guy Ackermans

Banden voor het leven

Wat echter nooit verandert, zijn de banden die over de grenzen heen, voor het leven worden gesmeed. De in 1970 afgestudeerde Kees Hopmans heeft daar veel aan gehad in zijn internationale loopbaan later, bijvoorbeeld tijdens een handelsmissie in 1983 in Irak. ‘Het overleg liep hartstikke vast. Ik ben toen gaan bellen met Al Azzawi, de oud-voorzitter van de International Club met wie ik in het bestuur heb gezeten. Dankzij onze bemiddeling kwam het gesprek weer op gang. Menselijk contact is zo ontzettend belangrijk.’

Tijdlijn:1958Opricht van de International Club voor buitenlandse promovendi en studenten in Wageningen
1962Prinses Beatrix opent het eigen onderkomen van de International Club aan Rustenburg
1971Twintig studenten beginnen aan de eerste Engelstalige masteropleiding in Wageningen: Soil Science and Water Management
1983De International Club verhuist naar een voormalige boerderij aan de Marijkeweg
1987Drie nieuwe Engelstalige masters gaan van start
1999WUR voert de bachelor-masterstructuur in; alle masteropleidingen worden Engelstalig en de internationalisering neemt een hoge vlucht
2018Vijf bacheloropleidingen worden vanaf september volledig Engelstalig

Salsa en roti bij Redi Doti

Nieuwe studenten maken tijdens de AID 1993 kennis met de Surinaamse vereniging Redi Doti. Foto Jacintha Vigelandzoon

Voor en door studenten met Surinaamse wortels en andere Surinamers in Wageningen, werd in 1967 Redi Doti opgericht. Met financiële hulp van de gemeente Wageningen huurde de vereniging een pand aan de Veerweg, waar maandelijks feesten werden gehouden. Dan speelde een Caribische liveband en was er Surinaams eten, zoals bruine bonen met rijst of roti. ‘De sfeer was anders dan bij Nederlandse studentenverenigingen; daar werd vooral gedronken en dan een beetje gehost. Bij ons werd gegeten en salsa en merengue gedanst’, vertelt Errol Zalmijn, die tussen 1985 en 1991 Biosystems Engineering studeerde in Wageningen en vanaf 1987 twee jaar voorzitter was van de vereniging.

Redi Doti – rode aarde in het Sranang Tongo – bereidde studenten voor op hun terugkeer. ‘Je was natuurlijk wel in Wageningen met een missie, namelijk om later je kennis ten nutte te maken in Suriname’, legt Zalmijn uit. Na de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975 telde die gedachte niet minder zwaar. Naast feestjes, studieavonden en sportactiviteiten organiseerde Redi Doti dan ook lezingen en discussieavonden over landbouw, ontwikkelingssamenwerking en milieu. ‘Je had de echte feestneuzen en daarnaast een grote middengroep die ook inhoudelijk geïnteresseerd was. Ook was er een harde kern die zich verdiepte in politiek en ideologie’, aldus Zalmijn.

Redi Doti telde meestal zo’n zestig tot negentig leden. Toen Suriname geen gunstige studieregelingen meer kon financieren, liep dat aantal langzaam terug. In 2007 ging de vereniging ter ziele. Maar veel afgestudeerde Wageningers timmerden goed aan de weg in Suriname, als agrarisch ondernemer of beleidsmaker in landbouw, bosbouw of natuurbeheer. Oud-Redi Doti-lid Jim Hok schopte het zelfs tot minister van Natuurlijke Hulpbronnen tussen 2010 en 2015.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.