Wetenschap - 1 november 2007
Rundermeel in varkensvoer verhoogt kans op BSE nauwelijks
Resultaten van haar onderzoek zijn getoond tijdens een internationale conferentie over priononderzoek in het Schotse Edinburgh. Het rapport moet nog worden gepresenteerd aan het ministerie.
Uit de modelberekeningen blijkt dat de kans dat geïnfecteerd rundermateriaal via het voer voor niet-herkauwers bij kalveren terecht komt, op zich nog vrij groot is: 3,2 procent. Maar in praktisch alle gevallen is de dosis van het geïnfecteerde materiaal te klein om een kalf ook daadwerkelijk te besmetten.
De Vos zegt dat het statistisch gezien zo is dat indien infectieus materiaal van honderdduizend BSE-koeien bij kalveren terecht zou komen, dit gemiddeld dertien BSE-besmettingen per jaar zal veroorzaken. Per jaar zullen in Nederland echter hooguit enkele BSE-koeien in diermeel verwerkt worden. De kansen op nieuwe BSE-besmettingen zijn dus zeer klein. Hierbij is uitgegaan van naleving van de regels, waaronder het verbod op toepassing van dier- en beendermeel in voer voor herkauwers.
Uit de berekeningen blijkt dat voerfabrieken die zowel runder- als pluimvee- en varkensvoer maken de grootste risicofactor zijn voor verspreiding van besmet materiaal. Ook versleping van voer op de boerderij kan een risico vormen, en infectieus materiaal kan via varkens- en kippenmest op grasland terechtkomen.
CIDC-Lelystad berekent nog wat de risico’s zijn van andere aanpassingen in de regels voor de BSE-aanpak zoals een verhoging van de leeftijd voor de verplichte BSE-test van 30 naar 48 maanden, de invoering van een steekproefsgewijze test in plaats van het testen van alle slachtkoeien, en de verhoging van de leeftijd van twaalf naar dertig maanden voor de verplichte verwijdering van de risico-organen bij de slacht.