Het ging in dit geval om iets wat zich, om niet al te expliciet te worden, het best laat omschrijven als een ‘functioneel inrichtingselement’. Het moet in een vlaag van baldadigheid zijn ontvreemd, al weet ik daar het fijne niet meer van. Ik weet wel dat het aan het einde van de avond midden in de gracht lag. Of stond, zo bleek de volgende ochtend.
Op een of andere manier was het voorwerp rechtop in de bodem beland, zodat het nu glimmend uitstak boven het eendenkroos. Alsof er een stuk ruimtepuin was neergestort. Zo kon het er niet blijven staan, dat was wel duidelijk. Makkelijk liet dat ‘functioneel inrichtingselement’ zich niet bergen, maar een slecht verhaal en de kano van een behulpzaam gezin bleken uiteindelijk de ingrediënten voor succes.
En dan realiseer je het pas, peddelend over fietswrakken en dobberend tussen lege bierflesjes: wat gaat er veel rotzooi verscholen onder dat kroos. Wat zijn er véél mensen die hun rommel nog op moeten komen vissen. Ik vraag me af hoeveel van hen dat daadwerkelijk nog komen doen.