Wetenschap
Onderzoek

Lachen in het lab

Van grappen met droogijs tot cartoons over het slavenbestaan van de PhD-student: promovendi hebben hun eigen nerdy kantoorhumor, mét wetenschapssausje. Ideaal voor het groepsgevoel, maar onder de oppervlakte schuilen andere motieven.tekst: Emma Diemont en Rob Ramaker

Het is vrijdagmiddag en Raymond Staals, onderzoeker bij Microbiologie, werkt rustig aan een artikel. Plots stormt zijn collega Tom van de Weijer binnen om een emmer met 2,5 kilo droogijs, ijskoude CO2 in vaste vorm, te overgieten met afwasmiddel en water. In een oogwenk verandert Staals’ kantoor in een reusachtig bubbelbad. Terwijl zijn collega er als een haas vandoor gaat om weekend te vieren, wacht Staals een mooie klus met de waterstofzuiger. De promovendi van Microbiologie gniffelen bij de herinneringen over instant bubbelbad. Ook nu is het laat op de vrijdagmiddag en bij een biertje vertellen ze over de mogelijkheden van droogijs bij practical jokes. Analist Philippe Puylaert schrok zich bijvoorbeeld ooit rot toen tijdens het pipetteren zijn afvalbak ontplofte. Een promovendus had er een plastic buis verstopt vol droogijs; deze ontploft door het ontstaan van CO2-gas dat de interne druk doet oplopen. ‘Ach ja grappen met droogijs’, verzucht iemand, ‘daar kun je een heel boek over schrijven’. Promovendihumor vind je over de hele universiteit. In laboratoria, flexkamers en koffiekantines. Het is nerdy, vol zelfspot, een tikje cynisch en vaak alleen te begrijpen voor de insiders: alleen voor promovendi, of zelfs alleen voor drie hypergespecialiseerde collega-onderzoekers. De practical jokes met droogijs zijn typisch voor bèta’s, maar promovendihumor is veel breder. ‘Wij steken bijvoorbeeld graag de draak met een bepaald type onderzoeker’, vertelt Marc Schut, inmiddels postdoc bij Knowledge, Technology and Innovation. ‘Zo iemand die op zondagavond op de bank zit, een glas cognac in de ene hand, sigaar in de andere en ondertussen een Linkedin-discussie voert over de problemen in de wereld.’ ‘Het ontstaan van zijn eigen soort humor is niet uniek voor de wetenschap’, vertelt Giselinde Kuipers, hoogleraar cultuursociologie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdredacteur van HUMOR: International journal of humor research. ‘In onderzoek zie je het ook bij andere gesloten groepen, zoals havenarbeiders of politiekorpsen. Als je mensen bij elkaar zet in een kleine ruimte en samen aan een project laat werken, ontstaat vanzelf groepsdenken en een eigen soort humor.’ De mate waarin dit gebeurt verschilt van discipline tot discipline. In de sociologie, waarin Kuipers zelf promoveerde, hebben mensen meer ruimte en werken ze vaker individueel. Zodoende raakt hun humor ook minder ‘geritualiseerd’. In laboratoria is het voor onderzoekers erg belangrijk op goede voet te staan met elkaar. Kuipers: ‘Inside jokes worden bewust gemaakt omdat ze zorgen voor een wij-gevoel.’

R2D2

‘De humor bij fytopathologie is echte nerd-humor’, grapt Hanna Rövenich, ‘maar zo zien we onszelf dan ook’. In het lab hebben de machines bijvoorbeeld bijnamen als R2D2, de robot uit Star Wars, en worden aio’s vernoemd naar hun studieobject. Zo is Jordi Boshoven de King of Colletotrichum, een familie schimmels, en Dirk-Jan Valkenburg de Prince of Pichia, een groep gisten. De socioloog Marc Schut was aangewezen op zijn collega’s tijdens een tocht door Noord-Zimbabwe, waarbij hun auto vastliep in de modder. Het gezelschap verzon alternatieve songteksten op Welcome to the jungle om de sfeer erin te houden. Een associatie die onmiddellijk terugkomt, wanneer hij het nummer van Guns N’ Roses hoort. Hoezeer de humor van promovendi voor insiders is, zie je ook bij de promotie zelf. Meestal vertonen collega’s bij het feest achteraf een film, spelen een stuk cabaret of houden een quiz. Hierin worden de eigenaardigheden van een promovendus en zijn of haar studieobject flink uitvergroot. Dit zorgt meestal voor dikke lol bij mede-onderzoekers, terwijl familieleden de humor niet altijd snappen. Promovendus Stefan Metz van Virologie is binnenkort zelf aan de beurt: ‘Ik vermoed dat het wel over mijn cola-verslaving zal gaan.’ Bovendien onderzoeken promovendi vier jaar lang een piepklein onderwerp. De grappen hierover, vooral wanneer ze voorkennis vragen, snapt per definitie alleen de persoon die naast je in het lab werkt. Het ontstaan van inside jokes is dus voor een deel onvermijdelijk, bevestigt Kuipers: ‘Wetenschappers praten in hun eigen taal en gebruiken woorden die buitenstaanders niet begrijpen. Toch hebben de grapjes van promovendi ook zo hun stekels. Bij een deel van de microbiologen is het een running gag elkaars onderzoeksobject belachelijk te maken. Onderzoekers van het bacteriële afweersysteem CRISPR ‘vechten’ een vete uit welk eiwit interessanter is: Cascade of CmR. En de wetenschappers die met poep werken zijn een geliefd doelwit: ‘Zij werken met de HITChip en dat is dan al snel de shitchip.’ Het zijn met name de mannen die dit doen. Dit zie je overigens heel vaak, zegt Kuipers. Het zijn bij uitstek mannen rond wie een cultuur van ‘plagerige humor’ ontstaat. Toch zijn er duidelijke grenzen. Er is geen plek voor leedvermaak als het bij iemand tegenzit, bijvoorbeeld de afwijzing van een artikel. Daarvan weten de aio’s maar al te goed hoe het voelt.

Serieus

Humor, benadrukt Kuipers, kan door haar ongrijpbaarheid verschillende functies hebben, soms zelfs tegelijkertijd. ‘Humor kan voor een sterke cohesie zorgen’, zegt Kuipers, ‘maar er zit vaak iets serieus onder. Onder al die grappen wordt gevochten over de hiërarchie, machtsrelaties worden uitonderhandeld.’ Het gebruik van humor vermijdt openlijke conflict en houdt dit steekspel impliciet. Erg handig als je nog jaren met elkaar moet werken in een kleine ruimte. In de laboratoria wordt het serieuze onderwerp veiligheid vaak met humor aangepakt. Philippe Puylaert, heeft als safety officer bij microbiologie de ‘niet zo leuke taak’ om mensen op onveilige situaties te wijzen. Hij stuurt hiervoor regelmatige mailings met bijvoorbeeld foto’s van vieze zuurkasten en niet bijgevulde voorraden. Daaronder staan er cynische opmerkingen. ‘Anders kom je gewoon zeurderig over,’ zegt Puylaert. ‘Volgens mij wordt er ook minder goed geluisterd naar collega-analisten die lange teksten sturen.’ Promovendi maken op hun beurt plagerige grapjes over veiligheidsmaatregelen. ‘Er zijn steeds meer regels rond veiligheid,’ zegt Metz, ‘Dat nemen we wel eens op de hak. We trekken extra lijnen op de grond of verzinnen zelf belachelijke regels.’

Jorge Cham

Promovendihumor zit ook vol cynisme over de eigen situatie. Goed voorbeeld is de stripreeks PHD. Hierin vertelt tekenaar Jorge Cham, die zelf promoveerde aan Stanford, licht-cynisch over ‘het leven, of het gebrek daaraan’ op de universiteit. Zo rekende de strip ooit voor dat werkloosheid loont in vergelijking met promoveren (in Amerika) en azen de promovendi in de strip immer op de kliekjes van de lunch van de professoren. De tekenaar schept er bovendien een duivels genoegen in fraaie ideaalbeelden van wetenschap te contrasteren met de banale, dagelijkse realiteit. Een van de belangrijkste grappen die telkens terugkomt in PHD is die van de professor die nooit tijd heeft voor begeleiding, duidelijke favorieten kiest of studenten uitbuit ter meerdere eer en glorie van hemzelf. Kuipers vindt het niet gek dat veel van de grappen over de promovendus-promotor-relatie gaan: ‘De relatie met een promotor is gewoon heel asymmetrisch. De promovendus is heel afhankelijk, terwijl iedere begeleider wel vijf tot zeven promovendi heeft.’ In vergelijking met de Nederlandse promovendi is de positie van Amerikaanse zelfs nog veel slechter. Hoewel hij zelf niet zo’n fan is, vindt Metz, de strip heel herkenbaar. ‘We hebben allemaal dezelfde problemen en ergernissen. De één meer dan de ander, maar we zitten allemaal in hetzelfde schuitje.’ Het is volgens hem goede zelfrelativering. ‘Het maakt je leven en werk een stuk leuker’. Ook microbiologen vinden PHD een feest van herkenning. Zeker het stripje over e-mail. Hierin schaaft een zwetende aio een dag lang aan een beleefde e-mail om indruk te maken, waarop de professor reageert met: ‘Do it’.

De grenzen van humor

Humor is ongrijpbaar. Een grap kan tegelijkertijd een andere betekenis hebben voor verschillende luisteraars. Als je populair bent en je prettig voelt in een groep, lach je misschien hartelijk om een grapje ten koste van jezelf. Maar als het niet lekker loopt, kan het pijnlijk zijn mee te moeten lachen als je baas je in het ‘zonnetje’ zet. Ook cultuurverschillen zorgen voor onbegrip rond humor. In Wageningen, met meer dan 160 nationaliteiten, loop je hier soms tegenaan. Vooral de Nederlandse humor kan voor een cultuurshock zorgen. De grappen zijn veelal hard, direct en in your face. ‘Nederlanders denken dat over alles grappen gemaakt moeten kunnen worden en dat je alles maar moet kunnen hebben’, zegt Giselinde Kuipers, hoogleraar Cultuursociologie. Humor kan in zo’n geval ook averechts werken, meent ze. ‘Stel je een afdeling voor waar een groep mensen elkaar heel goed kent. Als die onderling constant harde Hollandse grappen maken, kan dat nieuwkomers afschrikken.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.