Organisatie
Achtergrond
Onderwijs

Jong doctor worden

Een leven lang leren, daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. Ruben van Heck, Marieke Verheijden en Wim Vermaas waren er zelfs zo vroeg bij, dat ze nu bij de jongst gepromoveerden van Wageningen University horen. Hoe is het zo gekomen en wat heeft vroeg doctor worden hen opgeleverd?
Linda van der Nat

tekst Linda van der Nat foto’s Sven Menschel

Afgelopen zomer, op 6 juli, promoveerde Ruben van Heck bij Systems and Synthetic Biology, drie dagen na zijn 26ste verjaardag. Na afloop van de plechtigheid in de Aula opperden bezoekers dat hij weleens de jongst gepromoveerde in de Wageningse geschiedenis kon zijn. Voor Van Heck kwam de suggestie onverwachts. ‘Ik was daar zelf helemaal niet mee bezig geweest. Het maakte mijn moeder heel trots, maar zelf had ik er geen speciale gevoelens bij.’

Een jong gepromoveerde is Van Heck zeker, zegt WUR-onderzoeker Gab van Winkel, die voor zijn eigen promotieonderzoek gegevens over alle promoties in Wageningen verzamelt. De gemiddelde leeftijd van alle PhD-kandidaten die de afgelopen 97 jaar in de Aula stonden, was rond de 35 jaar. Maar Van Heck was niet de jongste allertijden. ‘De eerste promotie was in 1920. Als je alle bijna zevenduizend promoties bekijkt, dan zijn er tien mensen die op jongere leeftijd promoveerden dan Ruben van Heck.’

Lagere eisen

De allerjongste gepromoveerde ooit was Hendrik Robbertus Adrianus Muller. Hij was 23 jaar toen hij op 10 januari 1927 doctor werd in de Landbouwkunde. Drie maanden nadat hij zijn ingenieurstitel had behaald. Het illustreert hoe snel je vroeger kon promoveren na je afstuderen, zegt Van Winkel. ‘Afstudeerfase en promotietijd liepen vaak in elkaar over. De eisen die Wageningen stelde aan het proefschrift waren vroeger minder streng. Een onderzoekje uit de ingenieursstudie kon bijvoorbeeld meetellen voor het proefschrift Nu kan dat niet meer.’

Neem bijvoorbeeld Wim Vermaas. Hij studeerde in 1982 af en promoveerde twee jaar later. Hij verlengde zijn praktijktijd, een onderzoeksstage aan de Universiteit van Illinois en Michigan State University, en combineerde die met zijn promotietijd in Wageningen en Berlijn. Zodoende kon hij zich twee jaar en veertien publicaties later doctor in de Landbouwwetenschappen noemen. De snelheid bleek overigens tekenend voor Vermaas: voor zijn tenure track tot persoonlijk hoogleraar aan een Amerikaanse universiteit had hij vier jaar minder nodig dan ervoor staat (zie het interview hieronder).

Knappe prestatie

Door strengere regelgeving nam het aantal jonge promovendi geleidelijk af. Van de tien promovendi die op jongere leeftijd promoveerden dan Van Heck, promoveerden er negen voor 2000, acht voor 1990 en zes voor 1980. De jongste vóór Van Heck promoveerde in 2004. Dat was Marieke Verheijden, de enige vrouw in het gezelschap (zie het interview hieronder). Het weerspiegelt de populatie promovendi uit vroegere jaren, zegt Van Winkel. Inmiddels zijn er meer vrouwelijke dan mannelijke PhD’ers.

Van Heck is de jongste van de ongeveer drieduizend gepromoveerden van de afgelopen twaalf jaar. Dat maakt het toch een knappe prestatie, zegt Van Winkel. ‘Piepjonge promovendi komen eigenlijk niet meer voor.’ Toch durft Van Winkel niet te voorspellen of er in de toekomst geen jongere gepromoveerden zullen komen. ‘Maar als de jongste gepromoveerde ooit in Wageningen in de Aula staat, dan komt ze uit Azië.’

‘IEDEREEN HEEFT ZO Z’N TALENTEN’

Wim -foto Samantha Lloyd.jpg*foto Samantha Lloyd***Wim Vermaas promoveerde in 1984 op 24-jarige leeftijd bij Fysiologie der Planten (Wageningen) en Physikalische und Biophysikalische Chemie (Berlijn)

. Momenteel is hij Foundation Professor van de School of Life Sciences, onderdeel van de Arizona State University.**

Wim Vermaas studeerde in 1982 cum laude af en promoveerde twee jaar later, wederom met lof. Slim wil hij zichzelf echter niet noemen. ‘Iedereen heeft toch zo z’n talenten en karakteristieken? Ik ben inderdaad snel door mijn studie gegaan; ik ben in 1976 begonnen en in 1984 gepromoveerd. Hoe dat kan? Ik deed een hele leuke studie. We waren met een klein groepje studenten, een stuk of vijf, dus dan ga je sneller door de stof dan in een grotere groep en loop je op een gegeven moment uit.’

Vermaas combineerde daarnaast zijn praktijktijd, een soort stage, met zijn promotietijd. Op de Universiteit van Illinois en Michigan State University deed hij in plaats van zes maanden anderhalf jaar onderzoek naar fotosynthese op moleculair niveau. ‘Daar kwamen leuke dingen uit waar ik graag mee aan de slag wilde in een promotietraject.’ Omdat het een betrekkelijk nieuw vakgebied was, had Vermaas in Wageningen niet de benodigde faciliteiten. ‘Mijn begeleider heeft me toen geïntroduceerd bij de Technische Universiteit van Berlijn. Zowel in Wageningen als Berlijn zal ik vast de jongste zijn geweest, maar dat heb ik nooit gemerkt.’ Hoewel? ‘Misschien af en toe een opmerking van: daar heb je ons jonkie weer, maar dat was het wel. Ik was natuurlijk niet een of ander wonderkind dat op z’n zestiende naar de universiteit gaat.’

Met de bevindingen uit zijn promotieonderzoek wilde Vermaas graag verder aan de slag, maar hij achtte zijn kansen in Nederland klein. ‘Ik had geen zin om te wachten tot iemand met pensioen ging, dus ik ben naar Amerika vertrokken, waar ik nog contacten had uit mijn praktijktijd.’ Na een postdoc in Delaware kwam hij terecht bij de Arizona State University, waar hij zijn tenure track in sneltreinvaart doorliep: in acht jaar was hij persoonlijk hoogleraar, terwijl er twaalf jaar voor staat. ‘Het gevolg was dat ik rond mijn 35ste niet veel verder in het academische systeem omhoog kon. Dat maakt me niet zoveel uit. Ik heb mijn tijd goed besteed, bijvoorbeeld met het oprichten van een nieuwe faculteit en het verder ontwikkelen van het vakgebied.’

Studenten die cum laude afstuderen én promoveren komen relatief vaak in de academische wereld terecht. Vermaas is geen uitzondering. ‘Ik wist op mijn achttiende al dat ik verder wilde in de wetenschap. Ik ben nieuwsgierig, ik vind het leuk het onbekende te onderzoeken. Prutsen noem ik het: hoe werkt dit, welk mechanisme zit erachter, hoe past het in het systeem. Het vakgebied beter maken, nieuwe technieken mogelijk maken, daar doe ik het voor. En dan zet ik graag een stapje extra.’

**‘HET GING ALLEMAAL BEST SOEPEL’

Marieke Verheijdenpromoveerde in 2004 op 25-jarige leeftijd bij Nutrition & Health. Momenteel is ze researchmanager Explosions, Ballistics & Protection bij onderzoeksinstituut TNO.

Eigenlijk is Marieke Verheijden nooit officieel begonnen met promoveren. De aio bij het project waar ze was afgestudeerd, moest om persoonlijke redenen stoppen. Toen zocht de universiteit iemand die haar werk kon afmaken. Vervolgens borrelden er nog zo veel vervolgvragen op dat het onderzoek opnieuw tot een proefschrift zou kunnen leiden. Verheijden: ‘Omdat ik niet wilde promoveren op het werk van iemand anders, hebben ze het project uitgebreid. De meeste promovendi kunnen het eerste jaar alleen werk voorbereiden en weinig uitwerken. Ik had een heel soepele start omdat er al data lagen.’

Ook de rest van het promotietraject doorliep Verheijden fluitend. ‘Ongetwijfeld heb ik ook weleens een baaldag gehad, maar de fameuze dip is mij bespaard gebleven. Ik weet nog dat ik me aan het einde afvroeg wanneer het mis zou gaan, want het ging allemaal best soepel. Misschien iets te makkelijk om waar te zijn? Maar het ging gelukkig niet mis.’

Na haar promotie ging Verheijden als onderzoeker werken bij onderzoeksinstituut TNO. Merkte ze tijdens haar promotie nauwelijks dat ze de jongste was, nu viel haar leeftijd ineens op. ‘Tijdens een cursus klantcontact zeiden ze: zorg dat je er niet op je allerjongst uitziet, want men verwacht bij een doctor ingenieur niet zo’n jong grietje. Daar werd ik een beetje opstandig van.’ Overigens heeft Verheijden in klantcontact nooit gemerkt dat ze niet serieus genomen werd. ‘Pas toen ik teamleider en later afdelingshoofd werd en beoordelingsgesprekken moest voeren, vroegen mensen zich hardop af of ik wel genoeg overwicht en inlevingsvermogen had. Mensen verwachten een bepaalde vorm van senioriteit. Die komt niet altijd met leeftijd, maar jaren tellen is wat veel mensen makkelijk doen.’

Het was een bewuste keuze om niet verder te gaan in de academische wereld, zegt Verheijden. ‘Er zijn mensen voor wie een promotie de toegang is tot de rest van hun wetenschappelijke loopbaan. Ik had niet de drive om een titel te halen. Het was meer dat-ie voor het oprapen lag. Ik deed iets wat ik leuk vond en daarmee kwam ik bijna ongemerkt op een punt dat we er een nietje doorheen konden doen en het een proefschrift konden noemen.’

Verheijden ziet zichzelf geen wetenschapper meer worden. ‘Voor mijn werkplezier is het beter dat ik in een werkomgeving zit die dichter op de praktijk zit en meer op mensen is gericht. Als onderzoeker zit je in je bubbel jouw werkveld in de vingers te krijgen. Mijn wereld nu is veel breder. Ik zie en spreek veel meer mensen. Als ik nu iets doe, dan verandert er ook nú iets. Doe je nú iets als onderzoeker, dan ligt er een mooi artikel aan het eind van het jaar.’

‘HET STAAT VOORAL GOED OP MIJN CV’

Ruben van Heck promoveerde in juli 2017 op 26-jarige leeftijd bij Systems & Synthetic Biology. Momenteel is hij trainee octrooigemachtigde bij EDP Patent Attorneys.

Ruben van Heck is de jongst gepromoveerde in Wageningen in de afgelopen twaalf jaar. Dat komt vooral door praktische overwegingen, vertelt hij. Gedurende zijn bachelor speelde namelijk de discussie over het afschaffen van de studiefinanciering in de master. ‘Toen dacht ik: als ik ietsje eerder klaar ben met mijn bachelor, kan ik dat voor zijn en krijg ik gewoon studiefinanciering.’

Hij boorde een onverwacht potentieel aan. ‘Ik werkte aanvankelijk niet heel hard en haalde zevens. Toen ik twee keer zoveel vakken ging volgen, moest ik voor examens wél flink aan de slag en haalde ik ineens negens. Blijkbaar was het goede manier om het uiterste uit mezelf te halen.’ Uiteindelijk rondde Van Heck op deze manier zijn studie in vier jaar af, de master zelfs cum laude.

Promoveren voelde als een logisch vervolg, zegt hij. De afgelopen vier jaar hield hij zich bezig met het ontwikkelen van metabole computermodellen. Hij was de jongste van de groep PhD’ers. ‘Daar zijn voldoende grappen over gemaakt, maar niet zo specifiek dat ik het onthouden heb. De enige keer dat ik echt merkte dat ik jonger was dan mijn studiegenoten, was tijdens iGEM, een internationale studentencompetitie voor synthetische biologie. Twee jaar nadat ik zelf had mee gedaan, was ik mentor. Ik was toen jonger dan alle acht studenten die ik coachte.’

Volgens Van Heck waren mensen weleens geschokt als ze hoorden hoe jong hij was. Sommigen zagen het als motivatie om ook meer ambitie te tonen. Anderen voelden de behoefte uit te leggen waarom zij academisch minder ver waren. ‘Dan kwamen ze vaak met de aanname dat ik naast mijn studie niks anders deed en geen sociaal leven had. Een vrij natuurlijke reactie, maar ik vond het ook spijtig dat mijn leeftijd door sommigen bijna als persoonlijke aanval werd gezien.’

Aan het begin van zijn promotie dacht Van Heck ook daarna verder te zullen gaan in het onderzoek. Gaandeweg is hij tot de conclusie gekomen dat hij een te rooskleurig beeld had van de wetenschap. Een postdocpositie sloeg hij af. ‘Het komt toch vooral neer op zo veel mogelijk publiceren, want zo haal je geld binnen. Dingen worden onderzocht omdat er een goede of makkelijke publicatie op volgt, terwijl dat niet het doel zou moeten zijn. Ik heb veel tijd besteed aan resultaten zo mooi mogelijk opschrijven om het artikel zo hoog mogelijk weg te zetten.’

Inmiddels werkt Van Heck bij een octrooibureau. Hij gaat de komende jaren een juridische opleiding volgen met de focus op octrooirecht. ‘En zo gaat het levenslang leren gestaag door.’ Wat jong promoveren hem uiteindelijk heeft opgeleverd? Van Heck, lachend: ‘Ik denk dat het vooral goed staat op mijn cv.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.