Wetenschap
Onderzoek

‘Ik mocht niets meer zeggen’

Ruim dertig jaar onderzocht hij hoe je productiedieren als koe, kip en varken het beste kunt doden en verdoven in het slachthuis. Toen opeens stond hij in de schijnwerpers bij het wetsvoorstel over rituele slacht. 'Ik stond met mijn rug tegen de muur', zegt Bert Lambooij. Op 1 december gaat hij met pensioen.

Het is geen leuk onderwerp, beaamt Bert Lambooij. Hoe doden we onze productiedieren voor de slacht? Schieten we ze dood, vergassen we ze, geven we een zware stroomstoot of snijden we ze de keel af? Wat is de meest humane manier, waarbij de dieren zo min mogelijk lijden? Hij deed er 33 jaar onderzoek naar, zoveel mogelijk in de anonimiteit, want het is geen onderwerp waar je op verjaardagspartijtjes goede sier mee maakt. ‘We zijn nooit veel met ons onderzoek naar buiten getreden. De mensen willen het ver van zich houden, het is een emotioneel onderwerp. Wij hebben ook slachtonderzoekers gehad die aangaven: ik kan dit niet, ik wil stoppen.’ Zelf wordt Lambooij ook niet vrolijk van een dagje onderzoek in het slachthuis. ‘Je ziet daar dieren gedood worden op een massale, routinematige en instrumentele manier. Dan moet je emotioneel afstand nemen, anders gaat het niet. Dat geldt ook voor de mensen die daar werken. Want je ziet dieren lijden. Aan de andere kant moet je oppassen dat je niet afstompt.’ Hoe heeft Lambooij het volgehouden? ‘Je ziet dat er zoveel te verbeteren is, dat is je motivatie om het te onderzoeken. Je wilt weten of de dieren pijn hebben. Maar dat kun je ze niet vragen, dus moet je gaan meten. Wij hebben dat gedaan met de hersenactiviteit van de dieren. Dat geeft een indicatie van welzijn en verraadt of de verdoving voor de slacht wel werkt. Ook doen we metingen aan het hart, om de stressfysiologie te bepalen. Dat is een uniek meetsysteem in de wereld, andere landen werken graag met ons samen.’ Toch kan hij welzijn en pijn niet direct meten bij de dieren. ‘Pijn is een interpretatie, we maken aannemelijk dat een dier bij bepaalde ingrepen lijdt. Daar begint de discussie over dierenwelzijn.’

Diskrediet

Vorig jaar stond hij opeens vol in de schijnwerpers bij het wetsvoorstel om de onverdoofde rituele slacht te verbieden. Lambooij stelde in een notitie aan het ministerie van EL&I dat dieren bij onverdoofde rituele slacht – de halssnede – pijn lijden tijdens het doodbloeden. Hij werd daarop hard aangevallen door joodse organisaties, zijn onderzoek werd in diskrediet gebracht door TNO en hij – of beter gezegd: Wageningen UR – kreeg een proces aan de broek. Hoe kijkt hij daar op terug? ‘Ik had graag willen reageren op alle aantijgingen, maar ik werd in een onmachtige positie gemanoeuvreerd. De slacht was opeens geen wetenschappelijk vraagstuk meer, maar een emotioneel-religieus issue. Tegenstanders probeerden de wetenschappelijke resultaten onderuit te halen met aantijgingen die mijn geloofwaardigheid onderuit moesten halen. De media deden gretig mee aan dat spelletje. Joodse organisaties zeiden tegen de pers: hij is geen onderzoeker, hij werkt bij een instituutje – dat hoorde ik van journalisten die hoor en wederhoor pleegden. Maar er waren ook journalisten die het gewoon opschreven – je bent afhankelijk van hun integriteit.’ Door de communicatieadviseurs van Wageningen UR werd hem afgeraden om zich in de discussie te mengen. Even later kreeg hij van de juridische adviseurs te horen dat hij zelfs niets meer mócht zeggen, aangezien de zaak onder de rechter was. ‘Ondertussen speelden de andere partijen het spel gewoon door in de pers’, weet Lambooij nog. ‘Dan sta je met de rug tegen de muur.’ Maar het TNO-rapport, waarin Lambooij’s conclusies als ‘onwetenschappelijk’ werden betiteld, zit hem nog meer dwars. ‘Weet je wat het merkwaardige was? Op de notitie van TNO stonden geen auteurs vermeld. Zij vielen mij aan, maar ik weet nog steeds niet welke medewerkers van dat ‘gerenommeerde’ TNO mijn rapport hebben beoordeeld, wat hun niveau was. Ik merkte dat ze mijn proefopzet niet goed hadden begrepen, ze snapten het niet. Maar ik kon geen reactie geven, omdat het onder de rechter lag.’

Onmacht

Maar Lambooij haalde zijn gelijk. Een studie van een internationale projectgroep op het gebied van onverdoofd ritueel slachten, Dialrel, onderschreef zijn conclusies (met Lambooij als mede-auteur). Daarnaast werd zijn onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Meat Science. Maar de media besteedden daar nauwelijks aandacht aan. Vandaar het gevoel van onmacht, legt Lambooij uit: hij was beschadigd, had zich niet kunnen verdedigen en kreeg uiteindelijk geen publieke erkenning voor zijn gelijk. ‘Het overkomt je, je moet het maar accepteren’, zegt hij nu. Had hij het, terugkijkend, anders kunnen aanpakken? ‘Nee, dit speelde op hoog politiek niveau en dat kon ik niet beïnvloeden met inhoudelijke argumenten.’ Lambooij maakt geen moegestreden indruk. Hij moet met pensioen, maar wil een dag in de week blijven werken. Als internationale autoriteit op gebied van slacht- en verdovingstechnieken geeft hij geregeld adviezen en cursussen in binnen- en buitenland. Collega Marien Gerritzen neemt het onderzoek nu over. Lambooij: ‘We gaan het welzijn van dieren tijdens transport meten in een Europees project en voor het ministerie gaan we criteria opstellen hoe je met dieren moet omgaan voor en in het slachthuis. Dan gaat het niet alleen om de slachtmethode, maar om de omgang met het dier. Gaat het er grof of kalm aan toe? Worden de dieren er doorheen gejaagd? Daar moet meer aandacht voor komen, vind ik, ook bij de rituele slacht. De focus ligt nu teveel op de halssnede, je moet het gehele slachtproces ethisch beoordelen.’

Ethische discussie

Door de opkomst van de Partij voor de Dieren lijkt het alsof dierenwelzijn bij de slacht pas recent een maatschappelijk item is, maar niets is minder waar. Het schietmasker werd in de negentiende eeuw ontwikkeld voor een snelle dood van runderen in het slachthuis, om zo onnodig lijden te voorkomen. En al in de elfde eeuw werd het in Duitsland wettelijk verplicht om dieren te bedwelmen tijdens de slacht. In Nederland geldt sinds 1918 een wet dat de dieren moeten worden bedwelmd voor de slacht en in 1938 stelden voorgangers van Lambooij al vast dat lage stroomstoten geiten onvoldoende verdoven in het slachthuis. De richtlijnen worden dan ook steeds stringenter. Een recent voorbeeld is het afschaffen van het waterbad waarin kippen met stroom worden verdoofd. Die methode zou onvoldoende pijn wegnemen. De slachterijen schakelen nu massaal over op gasverdoving of kopverdoving, waarbij de kippen een stroomstoot door de kop krijgen.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.