Organisatie
Achtergrond

De Frankensteins van Wageningen

Innovaties pakken soms anders uit dan verwacht of bedoeld, met alle gevolgen van dien. De angst voor die gevolgen is oud; de twee eeuwen oude roman Frankenstein getuigt ervan. Hoe kijken Wageningse wetenschappers aan tegen de risico’s van hun onderzoek?
Stijn van Gils

tekst Stijn van Gills illustratie Geert-Jan Bruins

Of hij zich wel eens een Frankenstein heeft gevoeld? Microbioloog John van der Oost antwoordt resoluut met ‘nooit’. ‘Je doelt zeker op mijn onderzoek naar Crispr-Cas?’ De onderzoeker die aan de wieg stond van deze nieuwe methode waarmee gericht DNA in organismen kan worden aangepast, lijkt niet gelukkig met de vergelijking.

Die gaat volgens hem voorbij aan de talloze voordelen die Crispr-Cas kan bieden. Zo kan de techniek gebruikt worden om foutjes in het DNA te corrigeren en zo erfelijke ziektes te genezen. Maar er kunnen bijvoorbeeld ook voedselgewassen mee worden ontwikkeld die bestand zijn tegen droogte of bepaalde ziektes, zodat we minder pesticiden, water en energie nodig hebben om de wereldbevolking te voeden.

Monster

Toch merkt van der Oost dat media graag inzoomen op potentiële gevaren. Die focus op angst is niet nieuw. Dit jaar is het precies tweehonderd jaar geleden dat Mary Shelley haar roman Frankenstein publiceerde. Daarin bedenkt de wetenschapper Victor Frankenstein een proef waarbij hij dode lichaamsdelen aan elkaar plakt en via elektriciteit tot leven wekt. Het resultaat: een onbeheersbaar monster, dat uiteindelijk verschillende moorden pleegt.

Moraal van het verhaal? Daarover zijn de meningen verdeeld, vertelt Henk van den Belt, universitair docent bij de leerstoelgroep Filosofie. Hij schreef begin dit jaar een beschouwing over het boek in Science. ‘De één interpreteert het als een pleidooi om niet ambitieus te zijn. De mens moet niet voor god willen spelen.’ Maar die antiwetenschappelijke beschouwing is volgens de filosoof te eenzijdig.

Anderen lezen in het boek dat met Frankensteins experiment op zichzelf niets mis was, maar dat de wetenschapper onvoldoende voor zijn creatie zorgde. ‘Het monster had liefde nodig, maar kreeg die niet en ontspoorde daarom.’ Ook die uitleg vindt Van den Belt te beperkt; het boek bevat volgens hem wel degelijk suggesties dat delen van het experiment te ver gingen.

Parallellen

De opzet en het resultaat van Frankensteins proef zijn even bizar als onwerkelijk. Maar wie de letterlijke kant van het verhaal opzijschuift, kan prima parallellen met het huidige Wageningse onderzoek bedenken. Ook dat onderzoek kan potentieel tot iets onverwachts leiden. Bij een compleet nieuwe technologie als Crispr-Cas is de gedachte aan iets onbeheersbaars zo vreemd nog niet. Zo kan de technologie in theorie gebruikt worden om designerbaby’s te maken of wapens waarvoor alleen bepaalde bevolkingsgroepen vatbaar zijn. Maar ook ogenschijnlijk veilige onderzoekslijnen kunnen onverwachte bijeffecten hebben.

Kor Oldenbroek werkte bij de Wageningen Livestock Research bijvoorbeeld aan het verbeteren van koeienrassen; op de klassieke manier door het selecteren van runderen in een fokprogramma. ‘Soms zie je dan dat de melkproductie toeneemt, maar dat koeien tegelijkertijd minder vruchtbaar worden.’ Omdat een fokprogramma relatief langzaam gaat, kan de dierfokker daar volgens Oldenbroek op tijd op reageren en kan de ontwikkeling van dieren met ongewenste eigenschappen worden teruggedraaid.

Het volgen van de ‘fokcirkel’ is wel cruciaal, benadrukt hij. ‘Je moet altijd heel zorgvuldig doelen stellen en achteraf evalueren of dat tot de gewenste resultaten zonder vervelende neveneffecten leidt.’ Bij nieuwe technieken die de fokkerij versnellen, is die evaluatie volgens hem nog belangrijker.

Studie geweigerd

Edith Feskens, hoogleraar Voeding en Gezondheid, ziet niet direct gevaren in haar onderzoek. Ze kijkt immers vooral hoe mensen op ‘gewone voedingsmiddelen’ reageren. Daarbij worden bijvoorbeeld verbanden gezocht tussen wat grote groepen mensen toch al eten en bepaalde ziektes.

Toch weigerde Feskens wel eens een studie omdat het resultaat een onbeheersbaar monster had kunnen worden. Een arbodienst wilde weten of bepaalde bevolkingsgroepen vatbaarder zijn voor bepaalde aan voeding gerelateerde ziektes. Die bevolkingsgroepen zouden zo gerichter advies kunnen krijgen. ‘Wetenschappelijk klopt dit allemaal. En er is ook bewijs dat zulk gerichter advies beter werkt. Maar het betekent ook dat een arbodienst dan toegang krijgt tot data over de genetische achtergrond. Je weet nooit hoe dat nog meer gebruikt kan worden.’ Feskens weigerde het onderzoeksproject.

Veel vaker voerde Feskens een studie wel uit, maar probeerde ze het ‘monster’ te bedwingen in het communiceren van de uitkomsten. ‘Ik ben heel voorzichtig met persberichten. Als ik een gezond effect van suiker zou vinden, zou ik dat eerst drie keer narekenen en vervolgens wel publiceren in een wetenschappelijk tijdschrift, maar nog steeds niet zomaar bekendmaken in een persbericht. Ik vind dat we daar als wetenschappers terughoudender in moeten zijn. Eén onderzoek zegt tenslotte nog niets.’

Praten over nadelen

Masterstudent Molecular Life Sciences Carina Nieuwenweg vindt dat wetenschappers moreel verplicht zijn na te denken over potentieel negatieve gevolgen van hun werk. Zelf kijkt ze hoe technieken als Crispr-Cas het leven gemakkelijker kunnen maken. Een studie die ze combineert met een opleiding bij de Nederlandse Defensie Academie, waar ze in kaart probeert te brengen hoe vijanden diezelfde technieken als wapen kunnen inzetten. ‘Als wetenschapper moet je tien stappen verder denken en al met oplossingen voor misbruik komen voordat het misbruik er is.’

In haar opleiding zit volgens Nieuwenweg genoeg discussie over hoe ver je mag gaan met technieken als Crispr-Cas. Maar de communicatie kan wel opener. ‘Het komt veel oprechter over als je als wetenschapper ook alle nadelen benoemt. Dan kom je veel neutraler over.’ Ze denkt dat sommige wetenschappers bang zijn om het achterste van hun tong te laten zien door het verloop van het maatschappelijke debat over genetische modificatie. Dat is, ondanks potentiële voordelen voor het milieu, in Europa nog steeds grotendeels verboden omdat er gevaren aan zouden kunnen kleven.

Tegenhouden

Ook filosoof Van den Belt voelt wel wat voor een volledig open communicatie. Dat kan volgens hem uiteindelijk betekenen dat een wetenschapper niet verder kan met in zijn of haar ogen zeer verantwoord onderzoek, ook wanneer wetenschappers elders in de wereld daar wel mee verder gaan. ‘Dit is een constatering, niet een waardering. Zelf vind ik dat er specifieke toepassingen van genetische modificatie zijn die gunstig kunnen uitpakken voor het milieu. Het zou jammer dan als die geen kans krijgen.’

Het argument dat innovatie toch niet tegen te houden is, gaat er bij van den Belt niet in. ‘Met genetisch gemanipuleerd voedsel lijkt dat in Europa anders heel goed te lukken.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.