Wetenschap - 2 april 2009
DIVERSITEIT BEWAKEN IN DE DIERENTUIN
Dierentuinen en huisdierenfokkers kunnen de genetische diversiteit van ‘hun’ diersoorten beter beheren dan nu gebeurt. Dat concludeert ir. Pieter Oliehoek van de leerstoelgroep Fokkerij en genetica. Genetische diversiteit draagt bij aan het voortbestaan van populaties op langere termijn.
Fokkers van huisdieren doen dat aan de hand van stambomen: je fokt met dieren uit verschillende takken van de boom. Oliehoek merkt op dat die stambomen vaak gaten vertonen – sommige voorouders zijn onbekend. Vaak worden deze onbekende ouders als onverwant aangemerkt. Dat is onterecht, stelt dr. Piter Bijma, copromotor van Oliehoek. Die ontwikkelde een eenvoudige methode om verwantschappen in kaart te brengen, waardoor meer diversiteit behouden kan worden.
Met behulp van stambomen en moleculaire merkers clusterde hij een populatie van de IJslandse hond op verwantschap. Zijn clusteranalyse laat zien welke dieren een lage verwantschap hebben met de populatie als geheel. Het is belangrijk dat fokkers die dieren gebruiken in hun fokprogramma.
Heel belangrijk bij populaties in dierentuinen is kennis van de dieren die de populatie hebben gevormd, de founders. Dat zijn de dieren die in het wild zijn gevangen en die de dierentuinpopulatie hebben gemaakt. Oliehoek onderzocht de huidige genetische diversiteit van vijf dierentuinpopulaties ten opzichte van de diversiteit bij de founders. In alle gevallen bleken de populaties veel genetische diversiteit te hebben verloren. Hij ging ook na welke variatie van de founders nog aanwezig was die je met een gericht fokbeleid terug zou kunnen krijgen. Via beheersmaatregelen kunnen dierentuinen ervoor zorgen dat groepen met lage verwantschap meer nakomelingen krijgen, zodat de diversiteit weer toeneemt.
Dit vergt wel een omslag in het denken van fokkers. De aandacht gaat nu vaak uit naar inteelt, terwijl de focus zou moeten liggen op verwantschap. Voor een goed beheer van bedreigde populaties in gevangenschap zijn andere criteria nodig dan inteelt, stelt Oliehoek. Hij adviseert de methode van ‘optimale contributies’. Deze methode bepaalt het optimaal aantal nakomelingen van dieren op basis van verwantschap, waardoor je het verlies aan diversiteit ten opzichte van de beginsituatie minimaliseert. / Albert Sikkema
Ir. Pieter Oliehoek promoveert op 14 april bij prof. Johan van Arendonk, hoogleraar Fokkerij en genetica.