Organisatie - 26 februari 2009
CREATIONISME II
Aan evolutie door selectie hoeft inderdaad niemand te twijfelen, maar selectie betekent per definitie verwijdering van genetische informatie. Deze ontwikkeling op soortniveau is te onderscheiden van een macro-evolutie ‘van bacterie tot mens’, die een gigantische verrijking met nieuwe informatie zou vereisen. Mutaties blijken vrijwel altijd negatief.
De mutatieve vorming van nieuw, informatief DNA moet dan ook zo zeldzaam zijn, dat het de voor (macro)evolutie benodigde verrijking niet kan verklaren. Bovendien zijn voor de nieuwvorming van complexe organen niet alleen positieve, maar ook simultane informatieveranderingen nodig, om bijvoorbeeld botten, spieren en zenuwen tegelijkertijd in onderlinge aanpassing te doen veranderen. Als zulke veranderingen niet in één keer optreden, dan zijn organismen verminderd vitaal en kunnen ze de struggle for life niet winnen. Dat dergelijke organismen niet als fossiel worden gevonden, zag Darwin al als een ernstig probleem voor zijn theorie.
Zoals prof. Zuilhof als chemicus de onderbouwing van het ontstaan van het leven vooralsnog mist, zo ontbeer ik als bioloog voorlopig nog de theorieën ter verklaring van de voor (macro)evolutie vereiste toename van genetische informatie en van de nieuwvorming van complexe organen.