Wetenschap - 29 mei 2012
Boerenpraktijk vat vol ethische dilemma’s
In de beleidsdiscussies over de veehouderij worden de boeren gereduceerd tot marktgedreven ondernemers die de dieren louter zien als productiemiddel. Onterecht, ontdekte filosoof Clemens Driessen. Boeren proberen een scala van ethische waarden te verwerken in een coherente praktijk.

Vanuit het oogpunt van dierethiek of het milieu-ideaal bleek de boerderij een chaos, een mengvorm van waarden die sterk afhing van de lokale omstandigheden en het type boer. Zo wilden enkele biologische melkveehouders stoppen met het onthoornen van de koeien, met het risico dat de koeien meer beschadigingen gingen oplopen. Een ethisch dilemma dat ze probeerden op te lossen door de stalinrichting aan te passen, zodat de koeien elkaar minder in de weg liepen. ‘Eigenlijk lag voor de boeren de vraag voor: wat voor soort boer wil je zijn? En dat is een veel ingewikkelder vraag dan de aandacht voor single issues als dierenwelzijn in het beleid', zegt Driessen. Hij publiceerde zijn bevindingen in het Journal of Agricultural & Environmental Ethics.
Hij vindt dat de ervaringen van boeren veel serieuzer genomen moeten worden bij het bepalen van regels, of het nu gaat om welzijn, milieu of megastal. Daardoor verandert de ethiek van ideaal eindplaatje naar een continu proces van verbeteringen. Soms geven daarbij - voor de stedeling - verrassende argumenten de doorslag. Zoals de varkensboer die overstapte op groepshuisvesting in stro omdat daardoor zijn kinderen weer in de stal wilden komen. Het belang van gezinsnormen en bedrijfsopvolging gaan hier hand in hand met welzijnseisen.