Wetenschap - 21 september 2006
‘Boer moet vee vaker voeren’
Het Nederlandse veevoer is zeer uitgebalanceerd. Toch ziet hoogleraar Diervoeding prof. Wouter Hendriks mogelijkheden om efficiencywinst te behalen. Zo zouden veehouders bijvoorbeeld kalveren vaker moeten voeren.
Hendriks signaleert echter dat vee nog vaak ‘asynchroon’ wordt gevoerd: het voedertijdstip sluit niet optimaal aan bij de behoeften van het dier. ‘Het wordt steeds duidelijker dat het nutriëntengebruik door dieren binnen een etmaal sterk varieert. Het aanbieden van nutriënten op een tijdstip waarop een dier er geen behoefte aan heeft, leidt tot inefficiëntie.’
Zo benutten zware vleesklaveren voedingseiwitten vaak verre van optimaal. Het beter afstemmen van het nutriëntenaanbod op de behoefte binnen een etmaal, door het aantal voerbeurten van twee naar vier per dag op te schroeven, kan de eiwitaanzet met zo’n tien procent verhogen, aldus Hendriks. Ook bij vleesvarkens kan het uit de pas lopen van vraag en aanbod van aminozuren en glucose een fikse daling in de eiwitaanzet tot gevolg hebben.
Volgens Hendriks valt verder winst te behalen door beter te kijken of bepaalde aminozuren in het voer ook echt beschikbaar zijn voor de dieren. Een voorbeeld is het belangrijke aminozuur lysine. Dit wordt vaak speciaal aan varkens-, kippen- en hondenvoer toegevoegd om de groei te bevorderen. De hittebehandeling die het voer ondergaat verandert het aminozuur echter zodanig dat het voor de dieren niet meer goed te verteren is. Het heeft volgens hem daarom eigenlijk geen zin dat fabrikanten alleen het totale lysinegehalte op de verpakking vermelden.