Wetenschap - 20 juni 1996
Slaapziekte
Slaapziekte
Van Dam concludeert dat bij alle geinfecteerde dieren de droge-stofopname verlaagd is (tussen de 20 en 62 procent), maar dat de verteerbaarheid van energie en stikstof uit het voer niet wordt beinvloed door de infectie. Wel is de onderhouds-energiebehoefte van de dieren met 28 procent toegenomen, als gevolg van een sterke verhoging van de warmteproduktie. Gevolg van deze processen is dat de geit niet meer tot produktie van melk en vlees in staat is.
Van Dam ontdekte een verband tussen de verminderde voeropname en bepaalde genetische eigenschappen. Hij vermoedt dat de voedselopname gereguleerd wordt door een gen dat ligt op het chromosoom waarop ook het Major Histocompatibility Complex (de genen die nauw betrokken zijn bij de immuunrespons tegen infecties) ligt. Van Dam vermoedt dat het gaat om het gen dat codeert voor de produktie van de stof TNF-alfa. Dat gen ligt namelijk vlak bij de MHC-genen en van TNF-alfa is bekend dat het tijdens slaapziekte geproduceerd wordt en de voeropname negatief beinvloedt.
Het onderzoek leverde weinig aanwijzingen op voor een mogelijke interactie tussen het verloop van de infectie en het geboden rantsoen.