Wetenschap - 25 april 1996
Berendse
Berendse
Ik ben inderdaad die mening nog steeds toegedaan. De meeste branden zie je op de Veluwe en in Drenthe in naaldbossen met een wat schrale functie voor de houtproduktie. Op het gebied van natuur en recreatie stellen die bossen niks voor; het zijn sterk verzuurde dennenbossen, met nauwelijks ondergroei. Ja, een beetje bochtige smele en stekelvarens. Ook voor vogels stellen ze niets voor.
Bij een bosbrand ontstaan open plekken waar vegetatie een nieuwe kans krijgt, als je tenminste niet opnieuw inplant. Daardoor ontstaat een veel gevarieerder landschap. Het kan wat savanne-achtig worden met stukjes bos in verschillende stadia en stukjes heide. Interessant om in te wandelen en ook veel leuker voor de vogels.
Ik ben overigens niet de enige die dit vindt, hoor. Ook de Nijmeegse vegetatiekundige Victor Westhof heeft ervoor gepleit de brand te steken in die Veluwse bossen. Ik ben niet voor wat ze noemen beheersbranden. Daarvan zijn hele studies gemaakt, met reizen naar Denemarken om te zien welke apparatuur ze daar gebruiken. Het aardige is juist om de branden zoveel mogelijk hun gang te laten gaan.
Door de branden verandert de verhouding tussen stikstof en fosfor in de bodem. Door de verzuring is er teveel stikstof gekomen en veel planten kunnen daar niet tegen. Door branden verdwijnt stikstof, maar fosfor niet. Ik vind dat gunstig. Ook verdwijnt er humus; dat is een stikstofbron die ervoor zorgt dat het ammonium uitspoelt naar de bodem, waardoor allerlei metalen uitspoelen.
Als je niets doet op afgebrande plekken, ze gewoon zwartgeblakerd laat liggen, blijkt dat in de bodem nog allerlei zaden aanwezig zijn die de kans grijpen om te kiemen. Uit een recent promotie-onderzoek blijkt dat sommige zaden wel zeventig jaar in de bodem kunnen overleven. Interessante en zeldzame planten kunnen dus nog terugkomen op die plekken. Maar nogmaals, dan moet je niet opnieuw allelei naaldbomen gaan planten.