Organisatie
Achtergrond
Kopstukken

Wageningse kopstukken: Erwin Bulte Topeconomie op dorpsniveau

Een corrupte chief brengt meer vooruitgang dan een dorpsraad. Het is een van de verrassende uitkomsten van Erwin Bultes onderzoek naar machtsverhoudingen in Afrikaanse dorpen. De gelauwerde ontwikkelingseconoom ziet verbeterpunten voor Wageningen. ‘We hebben hier niet de klasse om wetenschappelijk talent goed te beoordelen.’
Albert Sikkema

Foto’s Guy Ackermans

Erwin Bulte kreeg in 2011 anderhalf miljoen euro van NWO om uit te zoeken welke instituties – formele en informele regels en organisaties – bijdragen aan landbouwontwikkeling in Afrika. Dat doet de hoogleraar Ontwikkelingseconomie onder meer met experimenten waarbij een paar Afrikaanse dorpen wel een medicijn of zak met geld krijgen en andere niet. Onderzoekers leggen vervolgens vast wat er gebeurt. Het is een omstreden, nieuwe benadering in de ontwikkelingshulp, waar ‘men vaak maar wat aanrommelt’, aldus Bulte.

Toch komt de ontwikkelingseconoom niet met een nieuw grand design van hoe het dan wel moet met de ontwikkelingssamenwerking. Hij is een micro-econoom die het economische verkeer op dorpsniveau aanschouwt. Zijn onderzoek is een aaneenschakeling van proefschriften waarin promovendi processen en machtsstructuren blootleggen.

Softe praatclubs

‘Een van mijn promovendi heeft in acht Afrikaanse landen uitgezocht of stakeholder platforms een rol spelen bij lokale ontwikkeling. In die platforms moedigen wij de producenten, transporteurs en verwerkers in een voedselketen aan om samen te werken en zo bijvoorbeeld een betere toegang tot kunstmest of de markt te krijgen. Die platformsklinken als softe praatclubs, maar tot mijn verrassing bleken ze een succes. Dorpen met een platform realiseren meer innovatie en voedselzekerheid dan de dorpen zonder.’

In een ander experiment kreeg een aantal dorpen 600 dollar. Bulte: ‘In de helft van de dorpen ging dit geld naar de chief, in de andere gevallen naar een door ons gecreëerde dorpsraad. Het geld was bedoeld voor voorzieningen zoals een school, een dorpshuis of gezamenlijke latrines. We kenden de verhalen van de zichzelf verrijkende chiefs en verwachtten dat het democratische dorpsbestuur het geld beter zou besteden. Maar uit ons experiment bleek dat de dorpsraad veel minder bereikte met die 600 dollar.’

Ik wil dat mensen zien dat er serieuze economie in Wageningen wordt bedreven

Is dat vloeken in de kerk van de donoren?

‘Ja. Veel ontwikkelingsorganisaties stellen zo’n democratisch bestuur als voorwaarde in hun projecten, terwijl ze dus niet goed presteren. De chief heeft een groot netwerk, hij krijgt dingen voor elkaar en steekt minder in eigen zak dan we dachten. Maar een jaar later ontdekten we nog iets. De dorpsraad speelde weinig klaar omdat haar projecten werden gesaboteerd door de chief. Hij ontmoedigde bijvoorbeeld dorpsbewoners om gratis te werken aan het bouwen van de latrines.’

Bultes groep deed dit onderzoek samen met de Royal Society for the Protection of Birds. ‘Naar aanleiding van ons experiment besloot deze natuurorganisatie om haar projecten in Afrika voortaan via de chiefs te laten lopen. De ontwikkelingsorganisaties en de Wereldbank hebben honderden dorpsraden gecreëerd in Afrika die de bestaande machtsstructuur met de chief moesten vervangen om het land te ontwikkelen. Maar als het projectgeld op was, stopten ook deze parallelle, nieuwe instituties. We zijn tot de conclusie gekomen dat je beter kunt voortbouwen op de bestaande instituties. Daarom wil ik begrijpen hoe die informele bestuurssystemen in de dorpen werken en hoe je die systemen zo kunt aanpassen dat de arme dorpsbewoners en de potentiële ondernemers er het meest bij gebaat zijn. Die informele machtsverhoudingen zijn bepalend in het Afrikaanse achterland, waar de staat vrijwel afwezig is.’

Wil je maatschappelijke impact hebben met je onderzoek?

‘Ik zou kunnen zeggen: mijn onderzoek zorgt voor een betere besteding van ontwikkelingsgeld. Maar dat is niet de belangrijkste reden dat ik dit onderzoek doe. Ik vind het heel leuk om dit soort processen beter te begrijpen. Een van de dingen waar ik achter ben gekomen, is dat we geen idee hebben hoe mensen leren. We gaan ervan uit: ik ga naar een dorp, ik vertel jou hoe je kunstmest moet gebruiken en dan vertel jij het door – de kennis gaat als een lopend vuurtje door het dorp. Heel veel ontwikkelingsprojecten draaien op dit principe. Maar het klopt niet. In Rwanda hebben we dorpelingen in zogenaamde village banks les gegeven over geldzaken. Zij gebruikten de kennis en verbeterden hun werk. Maar toen we andere mensen uit deze village banks later bij elkaar zetten, bleek dat die niets hadden geleerd. Conclusie: de cursisten vertelden het niet door. Hetzelfde merkten we in een landbouwproject in Malawi. Boeren geven de kennis niet aan elkaar door, tenzij zij daarvoor worden betaald. Heel veel ontwikkelingsprojecten mislukken omdat we ervan uitgaan dat onze kennis zich automatisch verspreidt. Niet dus.’

Dit is meer antropologie dan economie.

‘We zitten op het grensgebied van economie en antropologie. Maar anders dan veel antropologisch werk is al ons onderzoek kwantitatief. We tellen en meten en stoppen de resultaten in een regressiekader om correlaties en causale verbanden uit te rekenen. Daar zijn antropologen weleens verbaasd over.’

In 2014 werd je door economentijdschrift De Economist bestempeld als beste econoom van Nederland.

‘Ik sta al jaren in de top 20 van die economenlijstjes, maar dat jaar had De Economist in de berekening meer nadruk gelegd op kwaliteit in plaats van productie en toen stond ik tot ieders verbazing bovenaan. Dat maakt me niet uit. Ik ken de beperkingen van dit soort lijstjes. Ik vind het wel belangrijk dat ik in de top 20 sta, dat mensen zien dat er serieuze economie in Wageningen wordt bedreven. Mijn hoge positie is het resultaat van teamwork, en vooral van de inspanningen van promovendi die onder moeilijke omstandigheden data verzamelen.’

Wat stelt Wageningen voor in de economie?

‘In ons vakgebied, de ontwikkelingseconomie, staan we goed op de radar. Maar ik zit ook geregeld in Oxford en Cambridge. In Oxford zijn elke dag twee seminars voor economen, hier in Wageningen is er eentje per week. In Oxford komt bijna iedereen, om te leren van anderen, hier in Wageningen laat de helft van de stafleden verstek gaan. Laat ik het zo zeggen: er kan nog veel verbeteren in Wageningen. Ik zie het ook bij de tenure track. Bij de topuniversiteiten speelt de zittende staf een belangrijke rol bij het aannemen en beoordelen van wetenschappelijk talent. Daar bespreekt de staf de kwaliteit van de kandidaat en het belang en de innovatie van diens werk. Dat hebben we hier niet, want in Wageningen ontbreekt bij de staf de kwaliteit en het gezag. Dus vallen we terug op spreadsheets en puntentellingen – zoveel publicaties, zoveel promovendi. Ik ben blij dat het talent via tenure track perspectief krijgt op een wetenschappelijke loopbaan, maar we hebben hier niet de klasse om ze goed te beoordelen.’

Wat is jouw ambitie als wetenschapper?

‘Ik hoef zelf niet zo nodig de beste te zijn, maar wil wel graag werken in een zichtbare groep in mondiaal perspectief, omdat dat de kansen op nieuwe interessante samenwerkingsprojecten vergroot. In de ontwikkelingseconomie heb je topgroepen in MIT, Yale en Berkeley. Stel dat zij drie Europese onderzoeksgroepen mogen aanwijzen met wie ze graag willen samenwerken, en wij behoren daartoe, dan hebben we echt wat opgebouwd.’

Ik neem weleens een van de kinderen mee naar een meeting in Afrika

Hoe werk je aan kwaliteit?

‘Ik heb een jonge groep. Eentje is net terug uit Yale, een ander zit in Berkeley, en nog eentje in Oxford. Laat ze maar rondkijken en zien: zo kan het ook. Ik hoop dat dat hun referentiekader wordt. Zo goed als die instellingen zullen we nooit worden, maar een positie in de Europese top 3 op ons vakgebied is een mooi streven. Ik probeer goede mensen van buiten Wageningen aan te nemen; alleen als een Wagenings afgestudeerde echt beter is dan de rest, neem ik hem of haar aan. Vorige week hadden we een Onderzoeksdag, waarbij dus ook de vier medewerkers in tenure track aanwezig waren. Daar hebben we gepraat over onze publicatiestrategie. Gaan we puntjes sprokkelen met Q1-journals die veel rommel publiceren of gaan we voor de toptijdschriften met de beste reputatie in het veld? Alleen die toptijdschriften tellen als je elders aan de slag wilt.’

Wat heb je met Afrika?

Voor het eerst moet hij lang nadenken. ‘Ik vind het heel plezierig om daar te werken. Het is er heerlijk – de mensen, het landschap en het werk. Afgelopen zomer ben ik met mijn vrouw en drie kinderen op vakantie geweest in Oeganda. Ik neem ook weleens een van de kinderen mee als ik voor een meeting in Afrika moest zijn. Dan plak je er drie dagen achteraan om bijvoorbeeld op safari te gaan. Ik wil iets overdragen aan mijn kinderen. De wereld is groot en afwisselend – ontdek ’m.’

Je hebt drie zoons die allemaal voetballen.

‘Ja, ik sta op zaterdag langs de lijn bij ONA53 voor mijn zoons van 10, 12 en 15 jaar. Maar ik ben vooral een Feyenoord-fan. De jongens gaan vaak mee naar de Kuip. We hebben allerlei prullaria van Feijenoord in huis, zoals beddengoed, ondergoed en sjaals. En als Feyenoord slecht presteert, zoals de laatste tijd, heeft dat invloed op mijn humeur. Het is eigenlijk best bijzonder dat ik Feyenoord-fan ben, want ik kom uit Amsterdam. Mijn hele familie is voor Ajax, maar opa was voor Feyenoord. Op verjaardagen werd opa steeds in de hoek gezet door de rest van de familie. Als kleine jongen moet ik toen hebben geroepen: ik ben ook voor Feyenoord! Ik koos voor de underdog.’ Met een lach: ‘Anders houd je het ook niet vol bij Feyenoord.’

Is voetbal je belangrijkste hobby?

‘Nou, ik heb tot mijn twintigste gevoetbald, maar erg goed was ik niet. Ik doe aan hardlopen en fitness. En jaarlijks gaan we met een groep mannen wandelen in de bergen, dat vind ik heerlijk. Verder houd ik heel erg van vogels kijken. Op reis naar Afrika neem ik altijd mijn verrekijker mee. En ik houd van koken en lekker eten.’

Waar haal je de tijd vandaan?

‘Ik werk veel minder hard dan vroeger. Ik werk nog 40 uur in plaats van 55. Het werk komt me aanwaaien, ik heb leuke projecten, ik hoef niet te rennen. Daar komt bij: ik wil tijd hebben voor mijn kinderen. En ik ben het eens met Marten Scheffer die in een eerder interview zei: je hebt tijd nodig om te lummelen, rond te lopen, na te denken.’

Waar word je blij van in je werk?

‘Soms krijg ik de kans om de deur dicht te doen op een middag en drie pagina’s voor een wetenschappelijk artikel te schrijven. Dat zijn voor mij de fijnste middagen. Dan zitten er een hoop ideeën en inzichten in mijn hoofd die ik heb opgedaan op de fiets of tijdens het wandelen met de hond. Die moet ik opschrijven, zodat ik ze kan ordenen en loslaten. Als ik dat een middagje heb gedaan, ben ik een tevreden mens.’

Erwin Bulte

1968, Amsterdam

1992 Diploma’s Tropische Bosbouw en Ontwikkelingseconomie, Landbouwuniversiteit Wageningen

1997 Promotie ontwikkelingseconomie in Wageningen

1998-2005 Onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg

2005-2014 Bijzonder hoogleraar Milieueconomie in Tilburg

2005-heden Research fellow aan de University of Cambridge

2006-heden Hoogleraar Ontwikkelingseconomie in Wageningen

2007-heden Research fellow aan de University of Oxford

2014-heden Hoogleraar Institutions and development aan Universiteit Utrecht

Bulte is getrouwd en heeft drie zoons.

Hij hangt niet de briljante prof uit, maar is het wel

Ruerd Ruben

, hoogleraar Ontwikkelingseconomie in Nijmegen en onderzoekcoördinator bij het LEI: ‘Bulte behoort tot de top van de Nederlandse economen en dat is uitzonderlijk, omdat hij opereert in een niet-fundamenteel vakgebied. Hij onderzoekt de effectiviteit van ontwikkelingshulp, maar zal geen tijd steken in het overtuigen van politici om dat beleid te verbeteren. Hij is een experimenteel onderzoeker. De uitkomsten van zijn onderzoek zijn vaak contra-intuïtief: ontwikkeling werkt op een andere manier dan de meeste mensen denken.’

Gerdien Meijering

, inmiddels werkzaam bij het CBS, promoveerde vorig jaar als LEI-onderzoeker bij Bulte. ‘Hij had altijd tijd voor me. Hij hangt niet de briljante prof uit, maar is het wel, want hij pikte de kwesties waar ik mee zat heel snel op, legde de vinger op de zere plek en suggereerde opties voor verbetering. Hij is ook een goede en snelle schrijver. Zijn papers en onderzoekvoorstellen blinken uit in helderheid; hij schrijft moeiteloos, bijna achteloos.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.