Wetenschap
Achtergrond
Dier

De visdetective

Met fanatiek speurwerk loste bioloog Bram Couperus onlangs het mysterie op rond een onbekend tropisch visje dat in een Nederlandse garnalennet was opgedoken. Het was niet de eerste keer dat hij een vreemde soort thuisbracht. ‘Ik kan het niet verkroppen als ik niet weet wat het is.’
Tessa Louwerens

tekst Tessa Louwerens foto Bram Belloni

Bram Couperus, onderzoeker bij Wageningen Marine Research in IJmuiden, is van jongs af aan gefascineerd door planten en dieren. Hij heeft een sterke behoefte om alles te benoemen. ‘Als ik door het bos loop en vogels hoor fluiten, wil ik daar een naam bij hebben. Dat geeft mij houvast; iedere omgeving heeft zijn eigen soorten die daar thuishoren. Deze verscheidenheid aan soorten staat voor mij aan de basis van de ecologie.’

Voor zijn werk gaat Couperus regelmatig de zee op, om visbestanden van onder andere haring en blauwe wijting te onderzoeken. ‘De zee is een black box, dat vind ik er zo spannend aan. Op de echobeelden zie je een vlek en dat is dan een school vis. Maar je weet nooit van tevoren wat je precies gaat vangen. De ene keer zit de school helemaal vol met blauwe wijting en de andere keer zitten er wel vijftig verschillende soorten in.’ In zo’n geval komt Couperus’ behoefte aan orde om de hoek kijken. ‘Ik kan het niet verkroppen als ik dan iets aantreft waarvan ik niet weet wat het is.’

Niets-aan-de-handvisje

Toen Couperus vorige maand een vreemd, naamloos visje onder ogen kreeg, begon het dan ook meteen te kriebelen. ‘Het maakt niet uit hoe druk ik ben, als mensen iets bijzonders hebben, maak ik graag tijd vrij om er achter te komen wat het is.’ Zo ook voor de Nederlandse kottervisser Hans Tap, die een 15 centimeter groot visje aantrof in zijn garnalennet (zie kader). ‘Hans komt wel vaker langs als hij iets bijzonders heeft gevonden, aangezien zijn kotter vlak bij ons kantoor ligt. Hij heeft bijvoorbeeld nog niet zo lang geleden een steurkrab meegenomen, die zit nu hier in het aquarium bij de receptie.’

Couperus kon het visje niet meteen thuisbrengen. ‘Ik doe dit werk al 25 jaar en meestal heb ik wel zoiets van: oh, dat is deze familie. Maar dit was zo’n niets-aan-de-handvisje, zonder bijzondere kenmerken. Mijn eerste indruk was dat het leek op een kruising tussen een horsmakreelachtige en een zeebrasem, met een opvallend klein bekje.’

De Nederlandse kottervisser Hans Tap ving op 8 augustus, even ten zuiden van de Maasvlakte, een mysterieus visje. Hij bracht het naar Wageningen Marine Research in IJmuiden, waar bioloog Bram Couperus het na het nodige speurwerk identificeerde als Ariomma indicum, oftewel de Indian driftfish. Het visje is inmiddels geconserveerd en wordt naar het Naturalis Biodiversity Center in Leiden gebracht. Couperus mocht een Nederlandse naam verzinnen. ‘In Australië noemen ze het een Eyebrow fish en inderdaad zie ik wel iets van een richel boven het oog. Maar uiteindelijk is de Engelse naam het meest geaccepteerd, dus ben ik gegaan voor Indische driftvis. En dit exemplaar noem ik Drifty.’ Foto Oscar Bos, Wageningen Marine Research.

Speld in een hooiberg

Samen met een collega dook Couperus in de veldgidsen van het Noordoost-Atlantische gebied en de Middellandse Zee. Tevergeefs. ‘Toen dachten we: misschien komt het van de westkant van de Atlantische oceaan. Dus hebben we foto’s gestuurd naar ons zusterinstituut NOAA in Woods Hole in de Verenigde Staten.’ Helaas ging bij de Amerikaanse collega’s ook geen belletje rinkelen. ‘We hebben de foto’s toen ook nog naar een collega in Australië gestuurd. Maar daar werd een beetje lacherig gereageerd.’

Vastberaden om een naam bij dit visje te vinden, spitte Couperus systematisch door Fishbase, een databank met alle vissoorten ter wereld. ‘Het was echt zoeken naar een speld in een hooiberg, zeker omdat dit visje nu niet bepaald in het oog springt. Maar ik had geluk, want binnen een half uur had ik de afbeelding gevonden.’ En toen had het visje eindelijk een naam: de Indian driftfish, onder wetenschappers bekend als Ariomma indicum, een baarsachtige die alleen voorkomt in het (sub)tropische water van de Indische Oceaan.

Ballastwater

Het is een raadsel hoe het visje in de Noordzee terecht is gekomen. ‘Als het met klimaatverandering te maken heeft, verwacht je dat er meer meldingen zouden zijn, bijvoorbeeld langs de Afrikaanse westkust. Maar dit is de eerste waarneming in het Atlantische gebied.’ Het visje kan in theorie als ei of larve in het ballastwater van een schip hebben gezeten. ‘Maar het dier was al 15 centimeter, wat zou betekenen dat het de winter in de koude Noordzee heeft overleeft. Aan de andere kant kan ik me ook moeilijk voorstellen dat een volwassen vis de tocht van meerdere weken in een ballastwatertank overleeft.’

De vondst is volgens Couperus zeer uniek. ‘We zien wel vaker vreemde soorten opduiken in de Noordzee, maar daar hebben we meestal wel een verklaring voor. Zo komen er bijvoorbeeld meer soorten vanuit Oost-Europa hier naartoe via het Main-Donaukanaal.’ De bioloog wil dan ook graag weten of er nog meer vissen van deze soort in de Noordzee zitten en roept vissers op om dit te melden. ‘Vissers hebben de meeste kans om iets speciaals te ontdekken; zij komen jaar in jaar uit in de dezelfde gebieden. Maar ik denk dat ze vreemde vangsten vaak over het hoofd zien of denken “raar visje” en het overboord gooien.’

Commerciële soorten

Vreemde soorten thuisbrengen is niet het dagelijks werk van Couperus. ‘De jaarlijkse surveys van Wageningen Marine Research zijn gericht op bestandsschattingen van commerciële vissoorten. Soorten waar geen markt voor is, krijgen niet de prioriteit. Ik doe mijn best om tussen de bedrijven door hier toch aandacht aan te geven. Dat lukt al een beetje, want op dit moment werken we samen met de pelagische visserijsector, Pelagic Freezer-trawler Association (PFA), aan een soortherkenningsgidsje.’ Daar kan de Indische driftvis, zoals Couperus ‘zijn’ vondst in het Nederlands heeft gedoopt, dan misschien aan worden toegevoegd.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.